ECLI:NL:RBDHA:2014:15723

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 450
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking deelname aan piketroosters door de Raad voor Rechtsbijstand in strijd met de Wet op de rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser [X] en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn deelname aan het vreemdelingenpiketrooster, welke door verweerder was vastgesteld in een besluit van 25 juni 2013. Dit besluit werd later in een bestreden besluit van 5 december 2013 gehandhaafd. Eiser stelde dat de bepalingen in de Inschrijvingsvoorwaarden, die de deelname aan maximaal drie piketroosters beperkten, in strijd waren met artikel 15 van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). De rechtbank heeft de zaak op 8 april 2014 behandeld en het onderzoek op 26 juni 2014 heropend, waarna partijen toestemming gaven voor het achterwege laten van een nadere zitting.

De rechtbank overwoog dat artikel 15 van de Wrb geen bevoegdheid biedt aan verweerder om de deelname aan piketroosters te beperken. De rechtbank stelde vast dat de bepalingen in de Inschrijvingsvoorwaarden, die de deelname aan piketroosters beperkten, in strijd waren met de wet. De rechtbank oordeelde dat de inschrijving van advocaten op basis van deskundigheid niet mag leiden tot een beperking van hun deelname aan piketroosters zonder dat hun deskundigheid op dat gebied is getoetst. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde de situatie zoals deze was voor de beëindiging van de deelname aan het vreemdelingenpiketrooster.

De rechtbank besloot dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moest vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de bevoegdheden van de Raad voor Rechtsbijstand en de rechten van advocaten om deel te nemen aan piketroosters, waarbij de deskundigheid van de advocaat centraal staat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 14/450

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2014 in de zaak tussen

[X], eiser,

en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: [A]).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de deelname van eiser aan het vreemdelingenpiketrooster per 1 juli 2013 beëindigd.
Bij besluit van 5 december 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2014.
Eiser is verschenen en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek op 26 juni 2014 heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. Partijen hebben toestemming gegeven voor het achterwege laten van een nadere zitting. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 14 van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) worden alle in Nederland kantoor houdende advocaten, die daartoe een aanvraag hebben ingediend, door het bestuur ingeschreven indien zij voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden. Het bestuur kan regels stellen met betrekking tot deze voorwaarden. Deze regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
Ingevolge artikel 15, aanhef en onder b, van de Wrb kunnen de door het bestuur te stellen regels met betrekking tot de voorwaarden betrekking hebben op de deskundigheid van de advocaat op bepaalde rechtsgebieden.
Verweerder heeft de te stellen regels uitgewerkt in de Inschrijvingsvoorwaarden advocatuur 2013 krachtens de Wrb (hierna: Inschrijvingsvoorwaarden).
Op grond van artikel 1, sub g, van de Inschrijvingsvoorwaarden worden advocaten voor maximaal drie roostergebieden uit onderstaande lijst ingeschreven.
1. rooster strafpiket/ rooster Wots-overleveringspiket Amsterdam
2. rooster minderjarigenstrafpiket;
3. rooster psychiatrisch patiëntenpiket;
4. rooster vreemdelingenpiket.
Op grond van artikel 1, sub h, van de Inschrijfvoorwaarden worden advocaten die staan ingeschreven op het beschikbaarheidsrooster aanmeldcentrum asielzoekers (‘het AC-rooster’) naast die inschrijving op het AC-rooster ingeschreven voor maximaal 2 piketten.
In de Memorie van Toelichting bij de Wrb (Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 609, nr. 3, pagina 7 en 8) is (ten aanzien van artikel 15) vermeld:
Aan de inschrijving worden voorwaarden verbonden, waarin de raad een zekere mate van vrijheid heeft: in het jaarplan dienen er nadere regels voor gegeven te worden (artikel 16). De wet somt slechts de onderwerpen op met betrekking waartoe voorwaarden gesteld kunnen worden:
a. (…);
b. deskundigheidseisen:
langzamerhand is de opvatting dat een advocaat niet het hele gebied
van het recht kan bestrijken gemeengoed geworden. De inschrijving kan
dan ook beperkt worden tot enkele rechtsgebieden waarop de advocaat
geacht wordt deskundig te zijn. Dat kan bijvoorbeeld getoetst worden
aan de hand van het aantal op die gebieden behandelde zaken of het
gevolgd hebben van speciale cursussen. Ook kunnen wij ons voorstellen
dat de aanwezigheid op een kantoor van een ervaren advocaat, die
binnen de beroepsgroep geldt als erkend deskundige op een bepaald
terrein, voldoende waarborg vormt dat ook anderen op dat kantoor kwali–
tatief toereikende rechtsbijstand op dat gebied zullen leveren;
(…).
2. Bij brief van 22 maart 2013 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat per 1 januari 2013 aan maximaal drie piketroosters kan worden deelgenomen. Verweerder heeft eiser verzocht aan te geven voor welke piketroosters hij vanaf 1 juli 2013 ingeschreven wil blijven staan.
Bij brief van 18 april 2013 heeft eiser opgave gedaan van de drie piketroosters waarop hij ingeschreven wil blijven staan. Hij heeft hierbij tevens verzocht hem op vier roosters ingeschreven te laten staan.
Bij het primaire besluit heeft verweerder op grond van artikel 1, sub g en sub h, van de Inschrijvingsvoorwaarden de deelname van eiser aan het vreemdelingenpiketrooster beëindigd. Hierbij heeft verweerder aangegeven dat de begrenzing van het aantal piketroosters vooraf is afgestemd met de Orde van Advocaten en dat de inschrijvingsvoorwaarden algemeen verbindende voorschriften zijn waarop geen uitzondering kan worden gemaakt. Verweerder heeft het besluit tot beëindiging van de deelname van eiser aan het vreemdelingenpiketrooster in bezwaar gehandhaafd.
3. Eiser heeft zich in beroep in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat artikel 15 van de Wrb geen bevoegdheid voor verweerder schept voor de beperking van het aantal piketroosters.
4. Volgens verweerder heeft de wetgever in de Memorie van Toelichting in niet mis te verstane bewoordingen aangegeven dat de opvatting dat een advocaat niet het hele gebied van het recht kan bestrijken gemeengoed is geworden en dat verweerder daarom de bevoegdheid heeft om de inschrijving tot enkele rechtsgebieden te beperken. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat als de inschrijving beperkt kan worden ook de deelname aan piketroosters beperkt kan worden. De beperking van de deelname aan de piketten is immers minder vergaand dan de beperking van de algemene inschrijving tot enkele rechtsgebieden, aldus verweerder.
5. De rechtbank overweegt dat de in artikel 1, sub g en sub h, van de Inschrijvingsvoorwaarden opgenomen bepalingen algemeen verbindende voorschriften zijn. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1710) volgt dat aan een algemeen verbindend voorschrift, niet zijnde een wet in formele zin, verbindende kracht kan worden ontzegd, indien het in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift of met een algemeen rechtsbeginsel.
6
.De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van artikel 15 van de Wrb niet de bevoegdheid heeft de deelname aan piketroosters te beperken. Hiertoe wordt overwogen dat artikel 15 van de Wrb verweerder de mogelijkheid biedt regels te stellen met betrekking tot het toetsen van de deskundigheid van een advocaat op bepaalde rechtsgebieden. De beperking van het aantal piketroosters waaraan mag worden deelgenomen is weliswaar ingegeven door het verlangen de deskundigheid te bevorderen, maar is geen voorwaarde waaraan door een advocaat kan worden voldaan om zijn deskundigheid aan te tonen. Het in het kader van de deskundigheid beperken van het aantal piketroosters waaraan een advocaat mag deelnemen komt neer op het vaststellen van de regel dat iemand die op drie gebieden deskundig genoeg is bevonden voor deelname aan piketroosters, voor een vierde piketrooster niet deskundig kan zijn, zonder dat de deskundigheid ten aanzien van het vierde piketrooster wordt getoetst. Met betrekking tot de stelling van verweerder dat hij de verder strekkende bevoegdheid heeft de inschrijving te beperken tot een aantal rechtsgebieden overweegt de rechtbank dat deze bevoegdheid niet is opgenomen in de wet. Bovendien volgt uit de Memorie van Toelichting, anders dan verweerder heeft gesteld, niet dat de wetgever bedoeld heeft verweerder de bevoegdheid toe te kennen om zonder toetsing van de deskundigheid de inschrijving van een advocaat te beperken tot een bepaald aantal rechtsgebieden. Door het invoeren van deskundigheidseisen is de inschrijving in de praktijk beperkt tot een aantal rechtsgebieden, aangezien het aantal rechtsgebieden waarop een advocaat zijn deskundigheid kan aantonen beperkt zal zijn. Een advocaat zal echter wel in de gelegenheid moeten worden gesteld om zijn deskundigheid aan te tonen.
7. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sub g en sub h van artikel 1 van de Inschrijvingsvoorwaarden in strijd zijn met artikel 15 van de Wrb en dat aan deze bepalingen verbindende kracht moet worden ontzegd. Nu verweerder de beëindiging van de deelname van eiser aan het vreemdelingenpiketrooster ten onrechte heeft gebaseerd op deze bepalingen, is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd.
8. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien. Het besluit van 25 juni 2013 zal worden herroepen.
9
.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat
verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het besluit van 5 december 2013;
herroept het besluit van 25 juni 2013;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 160,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzitter, en mr. D. Allewijn en mr. T.J. Sleeswijk Visser-de Boer, leden, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2014.