Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2014 in de zaak tussen
[X], eiser,
het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van artikel 15 van de Wrb niet de bevoegdheid heeft de deelname aan piketroosters te beperken. Hiertoe wordt overwogen dat artikel 15 van de Wrb verweerder de mogelijkheid biedt regels te stellen met betrekking tot het toetsen van de deskundigheid van een advocaat op bepaalde rechtsgebieden. De beperking van het aantal piketroosters waaraan mag worden deelgenomen is weliswaar ingegeven door het verlangen de deskundigheid te bevorderen, maar is geen voorwaarde waaraan door een advocaat kan worden voldaan om zijn deskundigheid aan te tonen. Het in het kader van de deskundigheid beperken van het aantal piketroosters waaraan een advocaat mag deelnemen komt neer op het vaststellen van de regel dat iemand die op drie gebieden deskundig genoeg is bevonden voor deelname aan piketroosters, voor een vierde piketrooster niet deskundig kan zijn, zonder dat de deskundigheid ten aanzien van het vierde piketrooster wordt getoetst. Met betrekking tot de stelling van verweerder dat hij de verder strekkende bevoegdheid heeft de inschrijving te beperken tot een aantal rechtsgebieden overweegt de rechtbank dat deze bevoegdheid niet is opgenomen in de wet. Bovendien volgt uit de Memorie van Toelichting, anders dan verweerder heeft gesteld, niet dat de wetgever bedoeld heeft verweerder de bevoegdheid toe te kennen om zonder toetsing van de deskundigheid de inschrijving van een advocaat te beperken tot een bepaald aantal rechtsgebieden. Door het invoeren van deskundigheidseisen is de inschrijving in de praktijk beperkt tot een aantal rechtsgebieden, aangezien het aantal rechtsgebieden waarop een advocaat zijn deskundigheid kan aantonen beperkt zal zijn. Een advocaat zal echter wel in de gelegenheid moeten worden gesteld om zijn deskundigheid aan te tonen.
.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.