Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Den Haag).
Procesverloop
Overwegingen
Terugkeerbesluit en inreisverbod:
Voorts kan verweerder volgens eiseres niet zonder nieuw terugkeerbesluit en het horen van eiseres hierover de vertrektermijn onthouden op grond van het feit dat er risico op onderduiken aanwezig zou zijn ingevolge artikel 62, tweede lid, onder a, Vw. Bovendien licht verweerder niet toe waarom deze gronden in deze zaak tot risico op onderduiken zou leiden, zeker in het licht van het feit dat eiseres al voor de inbewaringstelling aan geeft dat zij alle medewerking verleend aan haar vertrek.
“vraag 1:Vormt een onderdaan van een derde land, die illegaal verblijft op het grondgebied van een lidstaat, een gevaar voor de openbare orde in de zin van artikel 7, vierde lid, van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB 2008 L 348; hierna: de Terugkeerrichtlijn), reeds omdat hij verdacht wordt van het plegen van een naar nationaal recht als misdrijf strafbaar gesteld feit of is daarvoor vereist dat hij door de strafrechter wegens het plegen van dit feit is veroordeeld en, in het laatste geval, dient die veroordeling dan onherroepelijk te zijn geworden?vraag 2:Spelen bij de beoordeling of een onderdaan van een derde land, die illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft, een gevaar vormt voor de openbare orde in de zin van artikel 7, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn naast een verdenking of een veroordeling nog andere feiten en omstandigheden van het geval een rol, zoals de ernst en aard van het naar nationaal recht als misdrijf strafbaar gestelde feit, het tijdsverloop en de intentie van de betrokkene?vraag 3:Spelen de feiten en omstandigheden van het geval die relevant zijn voor de beoordeling als bedoeld in vraag 2 nog een rol bij de in artikel 7, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn geboden mogelijkheid om in het geval de betrokkene een gevaar vormt voor de openbare orde in de zin van dat artikellid te kunnen kiezen tussen enerzijds het afzien van het toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek en anderzijds het toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek die korter is dan zeven dagen?”6. Gelet op voormelde vragen is het op dit moment niet duidelijk in welke situatie(s) aan een terugkeerbesluit ten grondslag kan worden gelegd dat een vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid. Het standpunt van verweerder dat de prejudiciële vragen niet zien op een situatie waarin sprake is van een onherroepelijke veroordeling, zoals in het geval van eiseres, volgt de rechtbank niet. Gelet op voormelde vragen is immers ook niet duidelijk of bij een vreemdeling die onherroepelijk is veroordeeld nog andere feiten en omstandigheden, zoals de ernst en aard van het van het misdrijf, het tijdsverloop en de intentie van de betrokkene een rol moeten spelen alsook het eventueel geven van een verkorte vertrektermijn.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod gegrond en vernietigt het besluit van 2 december 2013, uitgereikt 11 december 2013;
- verklaart het beroep tegen de maatregel van bewaring ex artikel 59 Vw gegrond en beveelt de opheffing van de maatregel met ingang van 3 januari 2014;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe tot een bedrag van € 1440,- en veroordeelt verweerder tot vergoeding van die schade aan eiseres;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 1461,- te betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Aldus gedaan op 3 januari 2014, door mr. J.M. Janse van Mantgem, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken.