Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[A] en [B]
[C] en [D]
[E] en [F]
[G] en [H]
[I] en [J]
[K] en [L]
[M]
[N] en [O],
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 december 2012,
- de akte houdende producties van 3 januari 2013 zijdens [A] c.s.,
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens inhoudende exceptie van onbevoegdheid en eis in reconventie zijdens [X], met producties,
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens akte houdende wijziging van eis in conventie in de hoofdzaak zijdens [A] c.s.,
- de akte van 4 april 2013, zijdens [X],
- het vonnis in het incident van de kantonrechter te Gouda van 2 mei 2013, waarin de zaak is verwezen naar de civiele kamer van de rechtbank Den Haag, met veroordeling van [A] c.s. in de kosten van het incident,
- het tussenvonnis van 26 juni 2013 van deze rechtbank, waarbij een comparitie van partijen is bevolen,
- het proces-verbaal van comparitie van 15 oktober 2013, met de daarin vermelde stukken.
2.De feiten
in conventie en in reconventie
- het woonhuis (hierna: de beheerderswoning), sectie H, nummer 571, alsmede 1/19e onverdeeld aandeel in de paden en parkeerterreinen van het Park;
- een recreatiewoning, sectie H, nummer 580, alsmede voormeld aandeel;
- een paardenstalling met buitenmanege en tennisbaan, sectie H, nummer 569;
- een recreatiewoning, sectie H, nummer 572, alsmede voormeld aandeel;
- een recreatiewoning, sectie H, nummer 587, alsmede voormeld aandeel.
3.Het geschil
in conventie en in reconventie
- een bedrag van € 25.700,64 van eisers sub 1;
- een bedrag van € 12.580,32 van eisers sub 2 t/m 6 en 8;
- een bedrag van € 8.491,73 van eiseres sub 7.