In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een vrijwaringsincident tussen Van Caem Sports B.V. (hierna VCS) en SMATT S.A.R.L. (hierna Smatt). VCS, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. Heering, heeft Smatt in vrijwaring opgeroepen in verband met een eerdere procedure tussen VCS en Converse Inc. over de verkoop van schoenen. VCS stelt dat zij de schoenen heeft aangeschaft van EN-S te Monaco, die op hun beurt de schoenen van Smatt hebben verkregen. VCS meent dat zij recht heeft op schadevergoeding van Smatt op basis van garantieverklaringen die door Smatt zijn afgegeven over de vrije verhandelbaarheid van de schoenen in de Europese Economische Ruimte (EER).
Smatt, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F.M.J. Mathijsen, heeft in haar verweer gesteld dat zij de schoenen heeft ingekocht bij DIESEEL AG en Fairview Sports Trading Ltd, en dat deze partijen hebben gegarandeerd dat het originele Converse-producten zijn die vrij verhandelbaar zijn binnen de EER. Smatt heeft verzocht om deze partijen in ondervrijwaring op te roepen. VCS verzet zich hiertegen, maar stelt ook voorwaarden aan de kostenveroordeling in het incident.
De rechtbank heeft geoordeeld dat Smatt voldoende heeft aangetoond dat zij recht heeft op oproeping van de derde partijen in vrijwaring. De rechtbank heeft de vordering van Smatt toegewezen en VCS veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdprocedure is verwezen naar een latere zitting, waarbij de vrijwaringsprocedure ook verder zal worden behandeld. De beslissing is op 26 november 2014 openbaar uitgesproken door mr. P.G.J. de Heij.