ECLI:NL:RBDHA:2014:15196

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
AWB 14/19583 & 14/19584
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.W.S. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsweigering en vrijheidsontneming van een asielzoeker in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een asielzoeker, eiser, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder. Eiser, van Sierra Leoonse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen de weigering van toegang tot Nederland en tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan hem was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen de toegangsweigering ongegrond was, omdat eiser niet in het bezit was van de vereiste documenten voor grensoverschrijding. De rechtbank stelde vast dat de toegangsweigering op 7 augustus 2014 in werking was getreden, terwijl de vrijheidsontnemende maatregel op 6 augustus 2014 was opgelegd. Dit leidde tot de conclusie dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was, omdat er op dat moment geen geldige toegangsweigering was. De rechtbank heeft de vrijheidsontnemende maatregel gegrond verklaard en eiser recht op schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige detentie. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 1.510,-. De rechtbank heeft ook verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 974,- werden begroot. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier is opgedragen de schadevergoeding aan eiser te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 14/19583 (vrijheidsontneming)
AWB 14/19584 (toegangsweigering)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 14 oktober 2014 in de zaak tussen

[eiser],

geboren op [geboortedatum], van Sierra Leoonse nationaliteit, verblijvende in Asielzoekerscentrum [plaats 1],
eiser,
(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop, advocaat te Haarlem),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
(gemachtigde: mr. K.E. van der Lugt, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

De ambtenaar belast met de grensbewaking heeft op 6 augustus 2014 aan eiser op grond van artikel 13, gelezen in samenhang met artikel 5, van de Verordening EG 562/2006 (Schengengrenscode) de toegang tot Nederland geweigerd. De ambtenaar belast met de grensbewaking heeft volgens de hierna te noemen besluiten op 6 augustus 2014 en op 12 augustus 2014 aan eiser op grond van artikel 3, eerste lid, gelezen in samenhang met het derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) de verdere toegang tot Nederland geweigerd. Bij de hierna te noemen besluiten van 6 augustus 2014 en 12 augustus 2014 heeft de ambtenaar belast met de grensbewaking aan eiser op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd en op 14 augustus 2014 de aan eiser opgelegde vrijheidsontnemende maatregel voortgezet.
Eiser heeft tegen de (verdere) toegangsweigering en tegen de maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw op 12 augustus 2014 beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding toe te kennen.
Op 23 augustus 2014 heeft verweerder de vrijheidsontnemende maatregel opgeheven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2014. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat de volgende besluiten zich in het dossier bevinden.
a. a) Besluit (Model M17-formulier) waarin staat vermeld dat de ambtenaar belast met de grensbewaking op 6 augustus 2014 te [plaats 2] aan eiser de toegang heeft geweigerd op grond van artikel 13, gelezen in samenhang met artikel 5, Schengengrenscode.
In het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2014 (pagina 27/58) staat vermeld dat eiser dit formulier kreeg uitgereikt op 7 augustus 2014 omstreeks 1.20 uur;
b) Besluit (Model M18a-formulier) van 6 augustus 2014 waarin staat vermeld dat de ambtenaar belast met de grensbewaking op 6 augustus 2014 te [plaats 2] aan eiser op grond van artikel 3, eerste lid, gelezen in samenhang met het derde lid, Vw de verdere toegang tot Nederland heeft geweigerd;
c) Besluit (Model M18a-formulier) van 12 augustus 2014 waarin staat vermeld dat de ambtenaar belast met de grensbewaking op 12 augustus 2014 te [plaats 2] aan eiser op grond van artikel 3, eerste lid, gelezen in samenhang met het derde lid, Vw de verdere toegang tot Nederland heeft geweigerd;
d) Besluit (Model M19-formulier) van 6 augustus 2014 waarin staat vermeld dat de ambtenaar belast met de grensbewaking op 6 augustus 2014 te [plaats 2] aan eiser op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw een vrijheidsontnemende maatregel heeft opgelegd in Bureau [naam] en dat deze beschikking door deze ambtenaar onmiddellijk aan eiser is uitgereikt;
e) Besluit (Model M19-formulier) van 12 augustus 2014 waarin staat vermeld dat de ambtenaar belast met de grensbewaking op 12 augustus 2014 te [plaats 2] aan eiser op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw een vrijheidsontnemende maatregel heeft opgelegd in [locatie 1] en dat deze beschikking door deze ambtenaar onmiddellijk aan eiser is uitgereikt;
f) Besluit (Model M19-formulier) van 14 augustus 2014 waarin staat vermeld dat de ambtenaar belast met de grensbewaking op 14 augustus 2014 te [plaats 2] de aan eiser op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw opgelegde vrijheidsontnemende maatregel heeft voortgezet in [locatie 1] en dat deze beschikking door deze ambtenaar onmiddellijk aan eiser is uitgereikt.
Ten aanzien van het beroep tegen de (verdere) toegangsweigering
2. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting aangevoerd dat volgens het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2014 het hiervoor onder 1a genoemde besluit toegangsweigering op 7 augustus 2014 aan eiser is uitgereikt in plaats van op 6 augustus 2014. Verwijzing naar de Schengengrenscode is volgens de gemachtigde van eiser niet juist omdat op 6 augustus 2014 al sprake was van een mogelijke asielzoeker. Dit volgt uit het feit dat eiser is aangekomen als verstekeling aan boord van een zeeschip in de haven van [plaats 2] en uit het feit dat op 6 augustus 2014 op grond van paragraaf A1/7.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) toestemming is gevraagd aan de IND om eiser de toegang te weigeren. Er bevindt zich weliswaar een besluit verdere toegangsweigering van 6 augustus 2014 in het dossier, maar dit is niet juist omdat deze niet is getekend. Er kan wel worden uitgegaan van het besluit verdere toegangsweigering van 12 augustus 2014.
2.1
Op grond van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) treedt een besluit niet in werking voordat het bekend is gemaakt.
Op grond van artikel 3:41, eerste lid, Awb geschiedt bekendmaking van een besluit dat tot één of meer belanghebbenden is gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat, indien de bekendmaking niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, zij op een andere geschikte wijze geschiedt.
2.2
De rechtbank is van oordeel dat eiser de toegang tot Nederland op grond van artikel 13, gelezen in samenhang met artikel 5, Schengengrenscode kon worden geweigerd. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiser de gronden die verweerder aan deze toegangsweigering ten grondslag heeft gelegd, te weten dat eiser niet in het bezit was van een geldig document voor grensoverschrijding, niet in het bezit was van een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning, niet in het bezit was van passende documentatie waaruit het doel en de omstandigheden van het verblijf blijken en niet in het bezit is van toereikende bestaansmiddelen voor de duur en de vorm van het verblijf, of voor de terugkeer naar het land van herkomst of doorreis, niet heeft betwist. Het besluit toegangsweigering op grond van de Schengengrenscode (Model M17), is gedateerd 6 augustus 2014. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2014 blijkt dat dit besluit aan eiser is uitgereikt op 7 augustus 2014 omstreeks 1.20 uur. Ingevolge artikelen 3:40 en 3:41 Awb is het besluit daarmee in werking getreden op 7 augustus 2014.
2.3
Dat op 6 augustus 2014 toestemming is gevraagd aan verweerder op grond van paragraaf A1/7.3 Vc om eiser de toegang te weigeren, betekent niet dat toen al duidelijk was dat het hier om een geweigerde asielzoeker ging. Immers uit paragraaf A1/7.3 Vc volgt dat niet alleen in het geval asiel wordt aangevraagd, maar ook in andere gevallen contact met verweerder kan worden opgenomen om de voorgenomen toegangsweigering voor te leggen. Voorts blijkt uit het gehoor van eiser niet dat hij al op 6 augustus 2014 asiel heeft aangevraagd en heeft verweerder ter zitting meegedeeld dat eiser op 12 augustus 2014 asiel heeft aangevraagd. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het besluit toegangsweigering op grond van de Schengengrenscode (Model M17) aan eiser heeft kunnen opleggen, zij het dat dit besluit eerst op 7 augustus 2014 in werking is getreden.
2.4
Aan eiser is op grond van artikel 3 Vw de verdere toegang geweigerd met een besluit (Model M18a), gedateerd 6 augustus 2014. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat aan eiser op deze wijze beperkte toegang tot Nederland is verleend op humanitaire gronden, zodat de terugvoerverplichting niet hoefde te worden toegepast. Echter uit het besluit zelf noch uit enig ander stuk blijkt of, en zo ja, wanneer het aan eiser is uitgereikt, zodat niet kan worden vastgesteld of, en zo ja, wanneer dit besluit in werking is getreden. Het moet er daarom voor worden gehouden dat dit niet is geschied, zodat het besluit niet in werking is getreden. Het beroep, voor zover dat is gericht tegen het besluit (Model M18a) van 6 augustus 2014, dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.5
Aan eiser is voorts op grond van artikel 3 Vw de verdere toegang geweigerd met een besluit (Model M18a) gedateerd 12 augustus 2014. Nu gemachtigde tegen dit besluit geen gronden heeft aangevoerd dient het beroep, voor zover dat is gericht tegen dit besluit, eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.6
De rechtbank gaat ervan uit dat het besluit toegangsweigering op grond van de Schengengrenscode (Model M17) niet is gehandhaafd vanaf het moment dat aan eiser het besluit tot verdere toegangsweigering (Model 18a) van 12 augustus 2014 is opgelegd. Gelet op het voorgaande kan de beroepsgrond, voor zover dat is gericht tegen het besluit toegangsweigering (Model M17) niet slagen.
3. Gemachtigde stelt dat artikel 13, derde lid, Schengengrenscode is geschonden omdat aan eiser geen schriftelijke informatie is uitgereikt over de contactpunten die informatie kunnen verschaffen over wettelijke vertegenwoordigers die namens eiser in overeenstemming met de nationale wetgeving kunnen optreden. Deze bepaling van de Schengengrenscode is een dwingendrechtelijke verplichting. Nu deze is geschonden maakt dit de toegangsweigering onrechtmatig.
3.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat, nu eiser de beslissing tot weigering van de toegang voor ontvangst heeft getekend, er geen aanleiding is om te veronderstellen dat eiser niet heeft begrepen dat hem de toegang is geweigerd. Het uitreiken van een folder in de Engelse taal was volgens verweerder afdoende. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet in zijn belang is geschaad omdat er tijdig beroep is ingesteld namens hem.
3.2
Artikel 13, derde lid, Schengengrenscode luidt – voor zover van belang –
als volgt:
“Personen die de toegang wordt geweigerd, hebben het recht daartegen beroep in te stellen. Het beroep wordt ingesteld overeenkomstig de nationale wetgeving. De onderdaan van een derde land ontvangt tevens schriftelijke informatie over contactpunten die informatie kunnen verschaffen over wettelijke vertegenwoordigers die namens de betrokkene in overeenstemming met de nationale wetgeving kunnen optreden. Het instellen van beroep schort de beslissing tot weigering van toegang niet op.”
3.3
De rechtbank stelt vast dat het dossier een “Legal Remedies folder” en een “Article 6, Aliens Act folder” bevat, beide in de Engelse taal, waarin staat vermeld bij welke instantie en binnen welke termijn eiser beroep kan indienen. Uit het dossier is gebleken dat eiser de Franse taal machtig is. Onderaan de folders staat in de Engelse taal vermeld dat de inhoud van deze folders aan verzoeker zijn duidelijk gemaakt in een voor hem begrijpelijke taal. Er blijkt echter niet uit enig op ambtseed opgemaakt proces-verbaal dat de folders aan eiser zijn uitgereikt en ook niet in welke taal deze folders aan eiser zijn duidelijk gemaakt. Gelet daarop is niet voldaan aan de voorwaarden van de Schengengrenscode, namelijk dat aan eiser schriftelijke informatie dient te worden verstrekt in een voor eiser begrijpelijke taal over wettelijke vertegenwoordigers die namens verzoeker in overeenstemming met de nationale wetgeving kunnen optreden. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de folders zijn gedateerd 14 augustus 2014, acht dagen na het besluit tot toegangsweigering en dat het vermelde adres voor het instellen van beroep al sinds vele jaren niet meer juist is. Anders dan gemachtigde van eiser is de rechtbank van oordeel dat dit niet tot de conclusie leidt dat de toegangsweigering onrechtmatig is. Immers eiser is materieel niet in zijn belangen geschaad nu hij op 12 augustus 2014, binnen de termijn genoemd in artikel 94, eerste lid, Vw, met behulp van zijn gemachtigde beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Het beroep, voor zover dat is gericht tegen de toegangsweigering (Model M17) is ongegrond. Het beroep, voor zover dat is gericht tegen de verdere toegangsweigering (Model M18a van 6 augustus 2014 en 12 augustus 2014) dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Ten aanzien van het beroep tegen de vrijheidsontneming
6. Hoewel de vrijheidsontnemende maatregel op 23 augustus 2014 is beëindigd, dient in verband met het verzoek om toekenning van schadevergoeding beoordeeld te worden of toepassing van de maatregel rechtmatig is geweest.
7. Eiser voert in de eerste plaats aan dat uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2014 blijkt dat het besluit toegangsweigering aan eiser op 7 augustus 2014 is uitgereikt. Nu de maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw aan eiser is opgelegd op 6 augustus 2014, is deze eerder opgelegd dan de toegangsweigering. Aan de maatregel lag dan ook geen toegangsweigering ten grondslag zodat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig is geweest.
7.1
Uit het besluit (Model M19-formulier) van 6 augustus 2014 blijkt dat aan eiser op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd in Bureau [naam] te [plaats 2] en dat deze beschikking onmiddellijk aan eiser is uitgereikt. Ingevolge artikelen 3:40 en 3:41 Awb is dit besluit daarmee in werking getreden op 6 augustus 2014. Hoewel uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2014 volgt dat eiser niet is opgehouden in een ruimte zoals bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid Vw, maar in een sociale ruimte, neemt dit niet weg dat de maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw in werking is getreden op 6 augustus 2014.
Zoals de rechtbank reeds onder 2.2 heeft overwogen is het besluit Model M17 op 7 augustus 2014 in werking getreden.
7.2
De beroepsgrond slaagt. Immers, uit het voorgaande volgt dat de maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw in werking is getreden op 6 augustus 2014, terwijl de toegangsweigering pas op 7 augustus 2014 in werking is getreden. Aan de maatregel van bewaring van 6 augustus 2014 lag derhalve op de ingangsdatum ervan geen toegangsweigering ten grondslag. Gelet daarop is de maatregel vanaf 6 augustus 2014 tot en met 23 augustus 2014, zijnde de datum van opheffing ervan, onrechtmatig geweest. De onrechtmatigheid komt niet aan de maatregel te ontvallen doordat op 7 augustus 2014 alsnog een grondslag voor de vrijheidsontnemende maatregel beschikbaar kwam.
8. Het beroep is dus gegrond. Het overigens door eiser aangevoerde behoeft geen bespreking meer.
9. Gelet op het voorgaande komt eiser met toepassing van artikel 106 Vw in aanmerking voor toekenning van schadevergoeding. Voor het verblijf van eiser in Bureau [naam] te [plaats 2] wordt een schadevergoeding van € 105,- per dag toegekend. Nu eiser 6 dagen aldaar heeft verbleven wordt de schadevergoeding op € 630,- begroot (6 dagen x € 105,-). Voor het verblijf van eiser in het Detentiecentrum[locatie 2] wordt een schadevergoeding van € 80,- per dag toegekend. Nu eiser 11 dagen aldaar heeft verbleven wordt de schadevergoeding op € 880 begroot (11 dagen x € 80,-). De rechtbank zijn geen omstandigheden gebleken die tot matiging van de schadevergoeding zouden moeten leiden. De rechtbank begroot de schadevergoeding van eiser daarom op een totaal van € 1.510,-. De griffier van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem betaalt op grond van artikel 93, Wetboek van Strafvordering, het bedrag van de vergoeding uit.
10. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 974,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Omdat aan gemachtigde een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt dit bedrag op grond van artikel 8:75, tweede lid, Awb betaald aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover dat is gericht tegen de toegangsweigering (Model M17) ongegrond;
  • verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen de verdere toegangsweigering (Model M18a van 6 augustus 2014 en 12 augustus 2014) niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel gegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding toe tot een bedrag van € 1.510,- en veroordeelt verweerder tot vergoeding van die schade aan eiser;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 974,- te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.S. de Groot, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.P. van der Zalm, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2014.
griffier rechter
De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding en draagt de griffier van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem op aan eiser € 1.510,- te betalen. Aldus gedaan op 14 oktober 2014, door
mr. G.W.S. de Groot, voorzitter van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken.
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel