ECLI:NL:RBDHA:2014:15182

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
09/901026-09
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een verdachte met psychische problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2014 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1982 en momenteel verpleegd in een forensisch psychiatrisch centrum. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde op 6 mei 2010 ter beschikking gesteld na een bedreiging met een misdrijf tegen het leven. De vordering tot verlenging is ingediend op 23 april 2014, waarbij de officier van justitie een verlenging van twee jaar heeft verzocht. Tijdens de zitting op 3 juni 2014 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman mr. M.R. Backer, en de officier van justitie mr. N. Coenen gehoord, evenals een deskundige van de kliniek.

De rechtbank heeft geconstateerd dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan ernstige psychische problemen, waaronder een persoonlijkheidsstoornis en psychotische symptomen. De deskundige heeft aangegeven dat de kans op gewelddadig gedrag hoog is bij onmiddellijke opheffing van de terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft de argumenten van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, die stelden dat er sprake was van een gemaximeerde terbeschikkingstelling, overwogen. De raadsman verwees naar een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem, maar de rechtbank oordeelde dat de bedreiging en het daaropvolgende gedrag van de terbeschikkinggestelde een reële vrees voor de uitvoering van de bedreiging bij het slachtoffer hebben veroorzaakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd is, omdat het gepleegde misdrijf gericht was tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Gezien de ernst van de psychische problemen en het risico voor de maatschappij, heeft de rechtbank besloten de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. De beslissing is genomen op basis van de relevante wetsartikelen en de noodzaak om de veiligheid van anderen te waarborgen. De uitspraak is gedaan door mr. M.A.J. van de Kar, voorzitter, en mrs. C.I.H. Kerstens-Fockens en J. de Ridder, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. S.G.J. Verkennis.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/901026-09
Kenmerk RK: 14/1839
Beslissing d.d. 17 juni 2014
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, heeft te beslissen op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 23 april 2014, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar, met betrekking tot:
[terbeschikkinggestelde]
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats],
thans verpleegd wordende in [Forensisch Psychiatrisch Centrum],
hierna: de terbeschikkinggestelde.
De rechtbank heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 6 mei 2010, waarbij de terbeschikkingstelling werd opgelegd;
  • de beslissing van de rechtbank Den Haag van 17 juli 2012, waarbij de terbeschikkingstelling laatstelijk met twee jaar is verlengd;
  • het verlengingsadvies van voornoemde kliniek van 24 maart 2014; het advies is ondertekend door drs.[eerste geneeskundige/psychiater] en drs. [directeur behandeling en plaatsvervangend hoofd van de inrichting] beiden verbonden aan voornoemde kliniek;
  • de wettelijke aantekeningen betreffende de periode van 21 oktober 2011 tot en met 21 november 2013;
  • de vordering van de officier van justitie, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 24 april 2014.
De rechtbank heeft ter zitting van 3 juni 2014 de terbeschikkinggestelde gehoord, in aanwezigheid van zijn raadsman mr. M.R. Backer, advocaat te Den Haag, en de officier van justitie mr. N. Coenen.
Tevens is ter zitting gehoord als deskundige drs. [GZ-psycholoog en hoofd behandelaar] bij voornoemde kliniek.

Overwegingen

Het advies van de kliniek
Het op 24 maart 2014 op grond van artikel 509o, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) uitgebrachte advies, strekt tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar op de volgende - zakelijk weergegeven - gronden.
Aanvankelijk stonden de verslavingsproblematiek en de persoonlijkheidsstoornis (met name de antisociale en narcistische kant) op de voorgrond, maar na verloop van tijd ontwikkelden zich psychotische problemen die thans op de voorgrond staan. Momenteel wordt onderzocht of er sprake is van schizofrenie (waardoor ook enkele gedragingen in het verleden verklaard zouden kunnen worden) of van een psychotische stoornis NAO. Er is in ieder geval al langere tijd sprake van akoestische hallucinaties, achtervolgingswanen en grootheidswanen.
Uit de risicotaxatie is gebleken dat de kans op gewelddadig gedrag bij onmiddellijke opheffing van de terbeschikkingstelling en terugkeer naar de maatschappij zowel op de korte als op de lange termijn als hoog wordt ingeschat. De problematiek die speelde ten tijde van het delict, met daarbij nu ook psychotische problematiek, is nog steeds aanwezig en niet wezenlijk veranderd, nu behandeling nog nauwelijks en moeizaam van de grond is gekomen.
Het standpunt van de deskundige
De deskundige drs. [GZ-psycholoog en hoofd behandelaar] heeft in aanvulling op het advies verklaard dat het lastig is om de persoonlijkheidsproblematiek van de terbeschikkinggestelde goed te behandelen omdat op dit moment zijn psychotische symptomen de meeste aandacht vergen. Thans is hij wel medicatietrouw, maar gebruikt hij in verband met de vele bijwerkingen een lagere dosis dan de psychiater wenselijk acht. Sinds januari van dit jaar gaat het iets beter met de terbeschikkinggestelde; hij gebruikt geen drugs en geen opiaten meer en op momenten dat het als gevolg van zijn psychoses slechter met hem gaat geeft hij dat goed aan. Ook is hij met dagbesteding gestart. De kliniek wil nu proberen om begeleide verloven binnen de kliniek op te starten, onder de voorwaarde dat hij zijn medicatie blijft gebruiken en stabiel functioneert. Ook ligt een verhuizing naar de [instelling], een grotere instelling, die gespecialiseerd is in dubbele problematiek, in de planning.
Een rechterlijke machtiging is thans nog een onvoldoende strikt kader voor de terbeschikkinggestelde gelet op zijn ernstige psychische- en verslavingsproblematiek. Mocht de structuur en begeleiding wegvallen dan is de kans groot dat hij wordt overvraagd, zijn medicatie niet neemt, de psychotische symptomen weer toenemen en hij terugvalt in middelengebruik en delictgedrag.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde heeft zich verzet tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling nu hij van mening is dat er in zijn geval sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling. Voorts heeft de terbeschikkinggestelde naar voren gebracht dat hij graag de overstap wil maken naar een reguliere GGZ-instelling, waar hij naar zijn gevoel meer op zijn plaats is.
Mr. Backer heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling. De raadsman heeft hierbij gerefereerd aan de beslissing van het gerechtshof Arnhem van 30 mei 2011 (ECLI:NL:GHARN:2011:BQ6616). Naar het oordeel van de raadsman kan de bedreiging, waarvoor de maatregel werd opgelegd, ook onder de omstandigheden waaronder deze heeft plaatsgevonden - dat de terbeschikkinggestelde met zijn gezicht dicht tegen het slachtoffer aan ging staan en de vernieling van goederen op een later moment - niet worden aangemerkt als een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er is dan ook sprake van een tot de duur van vier jaar gemaximeerde terbeschikkingstelling. Deze termijn van vier jaar is inmiddels verstreken zodat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.
Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling, nu het destijds gepleegde misdrijf gepaard is gegaan met geweld tegen goederen en non-verbaal handelen, waardoor het slachtoffer met recht kon vrezen voor haar fysieke veiligheid. Er is derhalve sprake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als bedoeld in artikel 38e Sr.
Voorts heeft de officier van justitie, nu uit het advies en de toelichting daarop door de deskundige duidelijk blijkt dat de terbeschikkinggestelde nog steeds een gevaar is voor de maatschappij, gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar.
Het oordeel van de rechtbank
Gemaximeerde terbeschikkingstelling?
Artikel 38e, eerste lid, Sr bepaalt dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege een periode van vier jaar niet te boven gaat, tenzij de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Artikel 359, zevende lid, Sv bepaalt dat, indien de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, het vonnis dit onder opgave van redenen aangeeft.
De Hoge Raad heeft in het arrest van 12 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY8434) overwogen dat indien een dergelijke uitdrukkelijke motivering ontbreekt, dit niet tot gevolg heeft dat de maatregel niet meer kan worden verlengd. In dat geval zal de verlengingsrechter zich een oordeel dienen te vormen over de vraag of de terbeschikkingstelling voor een geweldsmisdrijf is opgelegd. Of daarvan sprake is, kan worden afgeleid uit de – al dan niet in onderling verband en samenhang gelezen – overige inhoud van de einduitspraak van de opleggingsrechter, zoals bewezenverklaring, bewijsmiddelen, kwalificatie, motivering van de weerlegging van gevoerde verweren en motivering van de opgelegde sancties.
In het geval van een bedreiging zal de verlengingsrechter in zijn beoordeling kunnen betrekken of de bedreiging werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag ten opzichte van de bedreigde dan wel op enigerlei (andere) wijze werd ondersteund, alsmede of destijds aannemelijk was dat de bedreiging zou worden uitgevoerd.
In onderhavige zaak is de terbeschikkingstelling opgelegd ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld in artikel 285, eerste lid, Sr. Het vonnis van deze rechtbank van 6 mei 2010 bevat niet een expliciete overweging als bedoeld in artikel 359, zevende lid, Sv.
De rechtbank zal derhalve aan de hand van de door de Hoge Raad geformuleerde uitgangspunten beoordelen of in onderhavige zaak de maatregel van de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In het vonnis van 6 mei 2010 is bewezenverklaard dat de terbeschikkinggestelde het slachtoffer heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is hij opzettelijk dreigend met zijn gezicht dichtbij het slachtoffer gaan staan, heeft hij zijn vuisten gebald en heeft hij haar daarbij dreigend de woorden toegevoegd: “als ik geen pillen krijg, snij ik je polsen door.” Tevens is bewezenverklaard dat hij diezelfde dag enkele goederen, toebehorende aan het slachtoffer, heeft vernield, door opzettelijk met die goederen te gooien. Uit het vonnis valt op te maken dat genoemde vernieling heeft plaatsgevonden nadat genoemde bedreigende woorden waren geuit. Tevens valt uit het vonnis op te maken dat het slachtoffer vervolgens bang was en een schuur is ingegaan, dat de terbeschikkinggestelde vervolgens het slachtoffer achterna is gelopen en ook de schuur is ingegaan, een workmate heeft gepakt, deze hoog heeft opgetild en op twee vuilnisbakken heeft geslagen. Het slachtoffer heeft daarop in paniek bij de buurvrouw aangebeld en heeft haar verteld dat de terbeschikkinggestelde had gezegd dat hij haar met een mes zou gaan steken.
Over het verband tussen de bedreigende woorden en de handelingen daarna heeft de rechtbank in het vonnis van 6 mei 2010 het volgende overwogen:
‘(…) dat door het verloop van de gebeurtenissen in die middag deze bedreiging een zodanige indruk op [het slachtoffer] is gaan maken, gezien de aard van de bedreiging en het daarop volgende gedrag van verdachte, dat deze een reële vrees voor de uitvoering van het dreigement heeft gekregen en derhalve vrees voor het verlies van haar leven. De rechtbank stelt vast dat tussen het uitspreken van de bedreiging en het latere gedrag van verdachte een dermate nauwe samenhang is, dat ondanks het tijdsverloop dit als één onlosmakelijk geheel beschouwd dient te worden.’
De rechtbank maakt thans uit het voorgaande op dat sprake is geweest van een mondelinge bedreiging tegen het leven gericht, die vergezeld en gevolgd is door niet-verbaal agressief gedrag ten opzichte van de bedreigde, welk gedrag de bedreiging heeft ondersteund, en wel op zodanig wijze, dat bij de bedreigde de reële vrees is ontstaan dat de bedreiging zou worden uitgevoerd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als bedoeld in artikel 38e Sr, zodat sprake is van een ongemaximeerde terbeschikkingstelling.
Verlenging terbeschikkingstelling
De rechtbank acht zich voldoende ingelicht door het advies, de overgelegde wettelijke aantekeningen en het verhandelde ter zitting.
Op grond van het hierboven aangehaalde advies en de toelichting daarop door de deskundige, waaruit zowel de stoornis als het daarmee samenhangende hoge recidivegevaar duidelijk naar voren komen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging eist en dat de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar moet worden verlengd.

Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 38d en artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling, zoals hierboven omschreven, met twee jaar.
Aldus beslist te Den Haag door mr. M.A.J. van de Kar, voorzitter, en mrs. C.I.H. Kerstens-Fockens en J. de Ridder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.G.J. Verkennis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2014.
Deze beslissing is ondertekend door de voorzitter en de griffier.