In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2014 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1982 en momenteel verpleegd in een forensisch psychiatrisch centrum. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde op 6 mei 2010 ter beschikking gesteld na een bedreiging met een misdrijf tegen het leven. De vordering tot verlenging is ingediend op 23 april 2014, waarbij de officier van justitie een verlenging van twee jaar heeft verzocht. Tijdens de zitting op 3 juni 2014 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman mr. M.R. Backer, en de officier van justitie mr. N. Coenen gehoord, evenals een deskundige van de kliniek.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan ernstige psychische problemen, waaronder een persoonlijkheidsstoornis en psychotische symptomen. De deskundige heeft aangegeven dat de kans op gewelddadig gedrag hoog is bij onmiddellijke opheffing van de terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft de argumenten van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, die stelden dat er sprake was van een gemaximeerde terbeschikkingstelling, overwogen. De raadsman verwees naar een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem, maar de rechtbank oordeelde dat de bedreiging en het daaropvolgende gedrag van de terbeschikkinggestelde een reële vrees voor de uitvoering van de bedreiging bij het slachtoffer hebben veroorzaakt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd is, omdat het gepleegde misdrijf gericht was tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Gezien de ernst van de psychische problemen en het risico voor de maatschappij, heeft de rechtbank besloten de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. De beslissing is genomen op basis van de relevante wetsartikelen en de noodzaak om de veiligheid van anderen te waarborgen. De uitspraak is gedaan door mr. M.A.J. van de Kar, voorzitter, en mrs. C.I.H. Kerstens-Fockens en J. de Ridder, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. S.G.J. Verkennis.