ECLI:NL:RBDHA:2014:15003
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 november 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die was ingetrokken door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De intrekking was gebaseerd op een ambtsbericht van de AIVD, waarin verzoeker als een gevaar voor de nationale veiligheid werd aangemerkt. Verzoeker had verzocht om schorsing van de intrekking en het inreisverbod van 20 jaar, totdat op zijn bezwaar was beslist.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker zich in voorarrest bevond en dat er een spoedeisend belang was bij het verzoek. De rechter heeft de belangen van verzoeker en verweerder afgewogen. Verweerder stelde dat verzoeker geen spoedeisend belang had, omdat hij in voorarrest zat en tijdig op de hoogte zou worden gesteld van een eventuele uitzetting. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het belang van verzoeker om niet te worden uitgezet voordat op zijn bezwaarschrift was beslist, zwaarder woog dan het belang van verweerder.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en verweerder verboden verzoeker uit te zetten tot vier weken na de beslissing op het bezwaarschrift. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 974,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in vreemdelingenzaken, vooral wanneer nationale veiligheid in het geding is.