Op 18 november 2014 heeft de Rechtbank Den Haag, onder leiding van kinderrechter mr. C.L. Strop, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige. Het verzoek tot verlenging was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, met als doel de ondertoezichtstelling voor een jaar te verlengen. De minderjarige, die getuige en slachtoffer was van huiselijk geweld door de vader, vertoonde gedragsproblemen en had een moeilijke relatie met zijn ouders. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, de bijlagen en de verklaringen van de betrokken partijen, waaronder de ouders en vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds de eerdere ondertoezichtstelling, die liep van 21 februari 2014 tot 21 november 2014, positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. De ouders hebben laten zien dat zij in staat zijn om samen te werken in het belang van de minderjarige. Bureau Jeugdzorg heeft ter zitting aangegeven dat er een positieve ontwikkeling is waargenomen in de omgang tussen de ouders en de minderjarige. De moeder heeft aanvankelijk twijfels gehad over de vader, maar deze zijn verminderd door de positieve ervaringen tijdens de omgang.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek, niet aanwezig zijn. De ouders zijn bereid om de hulpverlening in het vrijwillige kader voort te zetten en hebben aangetoond dat zij het belang van de minderjarige vooropstellen. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beschikking is gegeven ter openbare terechtzitting en kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten.