ECLI:NL:RBDHA:2014:14925

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2014
Publicatiedatum
8 december 2014
Zaaknummer
C-09-476604 - JE RK 14-2480
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 november 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2011. Het verzoekschrift was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, en betrof de minderjarige die feitelijk bij zijn grootmoeder verblijft. De moeder, [mevrouw A], heeft geen dagstructuur, blijft bij haar gewelddadige partner en kampt met financiële problemen. De vader, [de heer B], is gedetineerd. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, het rapport van de Raad en de verklaringen van de betrokken partijen, waaronder de moeder, de vader en de grootmoeder. Tijdens de zitting is gebleken dat de moeder onvoldoende affectie toont naar de minderjarige en dat er zorgen zijn over de pedagogische verwaarlozing.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn, zoals genoemd in de artikelen 1:254 en 1:261 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is dat hij bij de grootmoeder verblijft, gezien de problematiek van de moeder. De kinderrechter heeft besloten de minderjarige voor de duur van één jaar onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden en machtigt deze stichting om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de grootmoeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 14-2480
Zaaknummer: C/09/476604
Datum beschikking: 18 november 2014

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op het op 3 november 2014 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden (verder: de Raad),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats];
kind van:
[mevrouw A],
de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en erkend door
[de heer B]
de vader,
wonende te [woonplaats], doch thans gedetineerd in de PI te [verblijfplaats].
In deze procedure wordt tevens als belanghebbende aangemerkt:
[mevrouw C]
,
de grootmoeder moederszijde (verder: de grootmoeder).
De minderjarige verblijft feitelijk bij de grootmoeder .

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift, met als bijlage het rapport van de Raad.
Op 18 november 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
- mevrouw [mevrouw D], namens de Raad;
- mevrouw [mevrouw E] en mevrouw [mevrouw F] namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden (verder: Bureau Jeugdzorg);
- de moeder;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. T. Şen;
- de grootmoeder.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige bij de grootmoeder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt ten grondslag dat de moeder geen dagstructuur heeft en geen werk of opleiding en dat zij blijft bij haar gewelddadige partner. Daarnaast zijn er zorgen over de financiële problemen van de moeder en de pedagogische verwaarlozing van de minderjarige. De moeder lijkt onvoldoende affectie te tonen naar de minderjarige. De minderjarige verblijft thans bij de grootmoeder, maar onbekend is hoe lang de moeder hiermee instemt. De moeder wil de grootmoeder niet zien, waardoor zij al weken niet op bezoek is geweest en dus ook de minderjarige niet heeft gezien.
De moeder en de vader hebben ingestemd met het verzochte. De moeder heeft evenwel naar voren gebracht dat zij het liefst zonder een gezinsvoogd aan haar problemen werkt en dat zij de minderjarige liever bij zich heeft, maar zij begrijpt de zorgen die er zijn.
Mevrouw [mevrouw E] heeft namens Bureau Jeugdzorg aangegeven dat zij de gezinsvoogd zal worden. Zij heeft samen met de moeder doelen opgesteld en de moeder heeft aangegeven hieraan te zullen gaan werken.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de moeder te kampen heeft met persoonlijke problematiek en dat zij er hard aan moet werken om haar leven weer op de rails te krijgen. Tot die tijd acht de kinderrechter het in het belang van de minderjarige dat hij bij de grootmoeder verblijft. Gebleken is dat hij zich hier goed ontwikkelt en het is positief te noemen dat hij binnen het netwerk verblijft.
De kinderrechter ziet aanleiding bij haar beslissing omtrent de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijken van het beleid van de rechtbank met betrekking tot eerste uithuisplaatsingen van minderjarigen onder de twaalf jaar. Daartoe is redengevend dat de kinderrechter het aannemelijk acht dat de moeder langer dan een half jaar nodig heeft om aan haar problematiek te werken en voorts dat de minderjarige thans al binnen het netwerk verblijft, zodat een plaatsing in het netwerk geen doel is dat in de komende maanden dient te worden nagestreefd.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt de minderjarige van 18 november 2014 tot 18 november 2015 onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg;
en
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de grootmoeder moederszijde, van 18 november 2014 tot 18 november 2015, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2014 in tegenwoordigheid van J.A. van Soest als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.