In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 4 december 2014, gaat het om de asielaanvraag van een alleenstaande man die is afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, conform artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft op 18 november 2014 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te voorkomen totdat op zijn beroep was beslist.
Tijdens de zitting op 4 december 2014, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, werd de zaak behandeld. De voorzieningenrechter heeft direct na de zitting mondeling uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat het bestreden besluit ondeugdelijk was gemotiveerd, omdat het niet inging op de zienswijze van eiser met betrekking tot de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland. Dit arrest, dat op 4 november 2014 werd uitgesproken, heeft implicaties voor de opvang van asielzoekers in Italië, vooral gezien de toegenomen instroom in 2014.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit niet in stand konden blijven, gezien de nieuwe situatie die was ontstaan na het arrest Tarakhel. De rechter oordeelde dat een hernieuwde beoordeling door verweerder, rekening houdend met recente cijfers over de instroom van asielzoekers en de opvangcapaciteit in Italië, mogelijk tot een andere uitkomst zou kunnen leiden dan de eerdere afwijzing van de asielaanvraag.
Uiteindelijk verklaarde de voorzieningenrechter het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.461. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink.