Op 4 december 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die op 15 januari 2014 in 's-Gravenhage een confrontatie had met een slachtoffer. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte, die zich bedreigd voelde, een schroevendraaier gepakt en daarmee de aangever in de nek verwond. De verdachte heeft dit feit bekend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk de intentie had om het slachtoffer te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een zwaaiende beweging heeft gemaakt met de schroevendraaier, wat resulteerde in een schram van ongeveer 3 centimeter in de nek van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de meer subsidiaire tenlastelegging van mishandeling. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden van pesterijen en angsten. De officier van justitie had een jeugddetentie geëist, maar de rechtbank heeft in plaats daarvan een onvoorwaardelijke werkstraf opgelegd van 50 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van €250 aan het slachtoffer voor immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige afgewezen, omdat niet kon worden aangetoond dat de jas van de benadeelde partij was beschadigd.