Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Voorts heeft eiser in zijn identificerende gehoor van 19 augustus 2013 verklaard dat hij niet beter weet dan dat de hoofdpersoon tot aan haar vertrek altijd bij hem heeft gewoond en dat zij sinds hij een kind is voor hem heeft gezorgd. De hoofdpersoon heeft echter in haar identificerende gehoor van 25 november 2013 verklaard dat zij en eiser door haar vader werden verzorgd. Tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase op 26 mei 2014 heeft de hoofdpersoon met betrekking tot de tegenstrijdigheid ten aanzien van de naam van de biologische vader van eiser toegelicht dat de naam die zij noemde zijn officiële naam is, maar dat zijn familienaam [naam vader] is. De hoofdpersoon heeft daarbij uitgelegd dat de familienaam een soort achternaam is die sommige mensen hebben, ter herkenning van een familie. Deze naam gaat generaties mee in tegenstelling tot een namenreeks die telkens verandert. Voorts is in bezwaar toegelicht hoe de zorgtaken tussen de hoofdpersoon en haar vader waren verdeeld, te weten dat haar vader de kostwinnaar was en dat zij voor eiser en het huishouden zorgde. Nu in bezwaar op grond van wat tegen het primaire besluit is aangevoerd een volledige heroverweging door verweerder plaatsvindt heeft verweerder in de gegeven toelichting aanleiding kunnen zien om het bezwaar gegrond te verklaren en aan eiser alsnog een mvv te verlenen. Dat neemt echter niet weg dat verweerder in het primaire besluit de verklaringen van eiser en de hoofdpersoon met betrekking tot de naam van de biologische vader van eiser en ten aanzien van de zorgtaken, tegenstrijdig heeft kunnen achten. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat verweerder in het primaire besluit ten onrechte heeft tegengeworpen dat eiser ten opzichte van de hoofdpersoon tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop de hoofdpersoon voor het eerst weer contact heeft opgenomen. Dit laat echter onverlet dat verweerder zich op grond van de voornoemde verklaringen in zijn primaire besluit op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser en de hoofdpersoon tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd.
Beslissing
mr. C.C. Westermann-Smit, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
3 december 2014.