ECLI:NL:RBDHA:2014:14771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2014
Publicatiedatum
4 december 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 10800
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen op demonstratie route in verband met openbare orde en veiligheid

Op 3 november 2014 heeft verzoeker, mede namens andere betrokkenen, een kennisgeving ingediend bij de burgemeester van Den Haag voor een demonstratie tegen de sloop van een culturele vrijplaats op 6 december 2014. De voorgestelde route omvatte verschillende straten in Den Haag. Op 18 november 2014 heeft de burgemeester aangegeven voornemens te zijn een beperking op te leggen. Na het indienen van een bezwaarschrift door verzoeker, heeft de burgemeester op 24 november 2014 een alternatieve route opgelegd, die door verzoeker als een ontoelaatbare inbreuk op het recht tot betoging werd beschouwd.

De voorzieningenrechter heeft op 3 december 2014 de zaak behandeld. Verzoeker voerde aan dat de opgelegde routebeperkingen de essentie van de demonstratie aantasten, omdat de voorgestelde locaties cruciaal zijn voor het publieke debat. De burgemeester verdedigde de beperkingen door te stellen dat de voorgestelde route niet veilig was en dat eerdere ervaringen met demonstraties in de regio aanleiding gaven tot bezorgdheid over mogelijke wanordelijkheden.

De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel het recht op betoging belangrijk is, de burgemeester in redelijkheid de opgelegde beperkingen kon rechtvaardigen. De rechter concludeerde dat de veiligheid van demonstranten en omstanders niet kon worden gewaarborgd op de voorgestelde route, en dat de alternatieve route voldoende gelegenheid bood voor verzoeker om zijn standpunten kenbaar te maken. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de rechter oordeelde dat de beperkingen niet onevenredig waren en de demonstratie als zodanig niet verhinderden.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 14/10800
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 december 2014 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker], te [X], verzoeker,

(gemachtigde: mr. C.J.M. van den Brûle),
tegen

de burgemeester van Den Haag, verweerder,

(gemachtigde:[gemachtigden]).

Procesverloop

Op 3 november 2014 heeft verzoeker, mede namens andere bij [naam] betrokkenen, bij verweerder een kennisgeving gedaan voor een demonstratie tegen ‘de sloop van [naam] en het falende beleid van de gemeente Den Haag inzake culturele vrijplaatsen’ op
6 december 2014.
Verzoeker wil de volgende route lopen:
Kerkplein – Torenstraat – Jan Hendrikstraat – Prinsegracht – Brouwersgracht – Buitenom – Vaillantlaan – Hobbemastraat – Van Dijckstraat – Hoefkade – Stationsweg – Wagenstraat – Gedempte Burgwal – Lutherse Burgwal – Prinsegracht – Jan Hendrikstraat – Torenstraat – Kerkplein.
Op 18 november 2014 heeft verweerder verzoeker medegedeeld voornemens te zijn een beperking op te leggen.
Verzoeker is daarbij in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Verzoeker heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Bij besluit van 24 november 2014 heeft verweerder naar aanleiding van de kennisgeving de beperking opgelegd dat de demonstratieve optocht op 6 december 2014 via de route Malieveld – Bezuidenhoutseweg – Laan van Nieuw Oost Indië – Juliana van Stolberglaan – Malieveld dient te lopen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Tevens heeft verzoeker een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2014.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
1.2
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Grondwet wordt het recht tot vergadering en betoging erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
Op grond van het tweede lid kan de wet regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
1.3
Op grond van artikel 2 van de Wet openbare manifestaties (Wom) kunnen de bij of krachtens de bepalingen uit deze paragraaf aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van het recht tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wom kan de burgemeester naar aanleiding van een kennisgeving voorschriften en beperkingen stellen of een verbod geven.
2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder een beperking opgelegd, die inhoudt dat een andere route moet worden gevolgd. Hieraan heeft verweerder, samengevat, ten grondslag gelegd dat het beheersen van wanordelijkheden niet mogelijk is op de door verzoeker voorgestelde route, daarbij in ogenschouw genomen de eerdere ervaringen met manifestaties van [naam].
3 Verzoeker verzoekt het besluit te schorsen en bij voorlopige voorziening te bepalen dat de demonstratie via de gewenste route wordt toegestaan. Verzoeker stelt dat de door verweerder opgelegde beperking een ontoelaatbare en vergaande inbreuk op het recht tot betoging betekent. De locaties die worden aangedaan zijn wezenlijke onderdelen van de demonstratie, omdat deze locaties onderdeel zijn van het publieke debat dat wordt gevoerd rondom [naam]. Verzoeker voert aan dat verweerder de besluitvorming heeft vertraagd en dat verweerder nimmer het Kerkplein in overweging heeft genomen, terwijl op verweerder de positieve verplichting rust om het recht tot betoging optimaal te faciliteren. Verzoeker voert voorts aan dat de vorige demonstraties vreedzaam zijn verlopen en dat verweerder een onjuist beeld schept door geen melding te maken van de eerdere manifestaties die uitstekend zijn verlopen. Verzoeker weerspreekt de argumenten van verweerder om de demonstratie niet via de gewenste route te laten verlopen. Verzoeker stelt verder dat de relevantie van de voorgestelde locaties langs de route nihil is.
4 De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Verweerder heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat de opgelegde beperkingen noodzakelijk zijn voor het voorkomen of bestrijden van wanordelijkheden.
Verweerder heeft hierbij mogen betrekken dat er op zaterdagmiddag in december veel mensen op de been zijn in het gebied dat grenst aan het kernwinkelgebied van Den Haag. Dit bemoeilijkt het beheersen van eventuele wanordelijkheden en vergroot de kans op vermenging van winkelend publiek, toeristen en demonstranten. Daarnaast wordt het beheersen van wanordelijkheden in een woonwijk als de Schilderswijk, waar op zaterdag eveneens veel bewoners en mensen op de been zijn, bemoeilijkt door de smalle straten, met veel geparkeerde auto’s en uitstallingen van winkels op de stoep. Bij zijn inschatting van de kans op het ontstaan van wanordelijkheden heeft verweerder mogen betrekken zijn negatieve ervaringen in een terugkijkperiode van minder dan vier maanden met [naam] en andere manifestaties en demonstraties waar verzoeker bij betrokken is geweest. Dat er in die periode ook manifestaties van [naam] hebben plaatsgevonden zonder wanordelijkheden, maakt niet dat verweerder aan zijn negatieve ervaringen minder gewicht zou moeten toekennen, omdat die manifestaties, anders dan de voor 6 december 2014 aangekondigde manifestatie, een statisch karakter hadden. Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter verweerders vrees dat zich ongeregeldheden zullen voordoen niet zonder grond en heeft verweerder de door verzoeker voorgestelde route ongeschikt kunnen achten, nu hij de veiligheid van de demonstranten, eventuele tegendemonstranten, wijkbewoners en omstanders niet kan waarborgen. Dat betekent dat noch de voorgestelde route noch de nadien door verzoeker aangedragen alternatieven geschikt zijn.
Het recht van betoging wordt aan de andere kant door de opgelegde routebeperking niet onevenredig beperkt. Niet gezegd kan worden dat de beperking het recht op betogen illusoir maakt en dat de beperking betrekking heeft op de inhoud van de betoging, namelijk de sloop van [naam] en het falende beleid van de gemeente Den Haag inzake culturele vrijplaatsen aan de orde stellen. Evenmin vormt de beperking een beletsel op het houden van een demonstratie als zodanig, of op demonstraties door verzoeker in het algemeen. Verweerder heeft er hierbij terecht op gewezen dat het Malieveld en het nabij gelegen Centraal Station een centrale plaats is en zeer vaak wordt gebruikt als locatie van demonstraties. Daarnaast wordt het verzoeker toegestaan een loop te houden. De toegestane route biedt voldoende zichtbaarheid en ook voldoende gelegenheid voor verzoeker zijn standpunten publiek kenbaar te maken. De beperkingen ten aanzien van de route van de demonstratie konden daarom in redelijkheid worden opgelegd.
5 Het verzoek wordt afgewezen.
6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.J. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 december 2014.
griffier voorzieningenrechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.