ECLI:NL:RBDHA:2014:14763
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag reguliere verblijfsvergunning op basis van schrijnende omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2014 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een eiser, die een aanvraag had ingediend voor een reguliere verblijfsvergunning op basis van schrijnende omstandigheden. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat de eiser niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de individuele omstandigheden van de eiser zorgvuldig heeft gewogen, maar onvoldoende onderscheidend heeft geacht om van het mvv-vereiste af te wijken.
De eiser, afkomstig uit Afghanistan, had eerder meerdere asielaanvragen ingediend, die allemaal waren afgewezen. In zijn aanvraag voor de verblijfsvergunning voerde hij aan dat hij volledig was ingeburgerd, over een sociaal netwerk beschikte en psychische klachten had. De rechtbank oordeelde dat de door de eiser aangevoerde omstandigheden, hoewel ernstig, niet voldoende waren om hem vrij te stellen van het mvv-vereiste. De rechtbank benadrukte dat de staatssecretaris niet buiten zijn bevoegdheid was getreden en dat de afwijzing van de aanvraag goed gemotiveerd was.
De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat zijn medische omstandigheden of andere persoonlijke omstandigheden aanleiding gaven om van het mvv-vereiste af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.