Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Vonnis van 5 februari 2014
de heer [A], destijds handelend onder de naam Olympia Uitzendbureau,
de besloten vennootschap OLYMPIA NEDERLAND BV,
De procedure in conventie en in reconventie
- de dagvaarding van 3 mei 2013 tegen de eerste rolzitting van 15 mei 2013, met de producties 1 t/m 6 van [A];
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 24 juli 2013, met de producties 1 t/m 12 van Olympia;
- het comparitievonnis van 7 augustus 2013 en de beschikking van 6 september 2013 van de rechtbank;
- de op 15 oktober 2013 ter griffie ontvangen conclusie van antwoord in reconventie, met feitelijk ook een nadere conclusie in conventie en de producties 7 t/m 13 van [A];
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 29 oktober 2013 met de daaraan gehechte brief van 8 november 2013 namens de advocaat van Olympia.
De door de rechtbank vastgestelde feiten in conventie en in reconventie
national accountFrieslandCampina in 2009 na een reorganisatie haar Nederlandse kaasverpakkingsactiviteiten in Leerdam had geconcentreerd. Dat derde Olympia vestigingspunt van [A] vanaf 2010 was
inhousegevestigd op het terrein van FrieslandCampina aan de Handelsstraat 11 te Leerdam.
€ 1,5 miljoen. Die vraagprijs van [A] vond Olympia veel te hoog.
als goed franchisegevereen definitief en goed gemotiveerd besluit over beëindiging of verlenging per 14 juni 2013 zou kunnen nemen.
discounted cash flowmethode, de contante waarde van de toekomstige kasstromen). [A] heeft deze vervangende franchiseovereenkomst met Olympia per 1 april 2012 tot in beginsel 14 juni 2013 voor het rayon Leerdam om diverse hem moverende redenen niet willen ondertekenen.
opzeggingvan de franchiseovereenkomst en Olympia op voorhand aansprakelijk gesteld voor de schade die [A] zal leiden ingeval van onverhoopt niet alsnog verlengen van de franchiseovereenkomst en de daarmee samenhangende onderverhuurovereenkomst(en). Zoals al in juli 2012 afgesproken heeft vervolgens in september 2012 na de vakantie van [A] een gesprek plaatsgevonden tussen [A] en een directeur van Olympia, gevolgd door meer gesprekken.
opzeggingin de brief van 31 mei 2012 gehandhaafd blijft maar [A] de mogelijkheid krijgt om vóór 23 november 2013 een goed
assessmentbij LTP af te leggen, alsnog een goed
businessplan2013-2018 te maken en dat op 4 december overtuigend te presenteren aan het
management teamvan Olympia, waarna Olympia vóór 1 januari 2013 gemotiveerd zal beoordelen en besluiten of dit
verbetertrajectzal leiden tot alsnog het aanbieden van een verlenging van de franchiseovereenkomst met [A] of tot handhaving van de beëindiging daarvan per 14 juni 2013 zoals al bevestigd in de brief van 31 mei 2012.
assessmentbij LTP ondergaan en een
businessplan 2014-2018gemaakt en aan Olympia verzonden. De afspraak voor de presentatie daarvan op 4 december 2012 aan het
management teamheeft [A] afgezegd wegens een operatie aan zijn enkel op 29 november 2012. Daarna heeft de advocaat van [A] bij brief van 7 december 2012 aan Olympia samengevat bericht dat en waarom [A] vooralsnog niets voelde voor alsnog een presentatie aan het
management teamen dat Olympia op basis van het
assessmenten
businessplanvóór 1 januari 2013 voldoende kon beoordelen en besluiten om de franchiseovereenkomst met [A] wel of niet te verlengen.
graag verneem ik van jou een voorstel omtrent de verkoop van je vestigingen met als bijlage samengevat een door het
management teamopgestelde, gemotiveerde negatieve beoordeling van het door [A] gemaakte
businessplan 2013-2018.
inhousete Leerdam was kort na Pasen 2013 al gesloten, omdat FrieslandCampina toen had besloten om geen
national accountvan Olympia meer te willen zijn en vooralsnog met een andere uitzendorganisatie dan Olympia zaken te willen gaan doen. Per eind juni of begin juli 2013 heeft Olympia vervolgens een nieuwe franchiseovereenkomst gesloten met haar hiervoor bij 2.4 al genoemde franchisenemer [B] voor het rayon Leerdam en omstreken vanuit de op 14 juni 2013 door [A] ontruimde Olympia vestiging aan de Kerkstraat 55 te Leerdam.
De te beoordelen vorderingen van partijen in conventie en in reconventie
in conventiedat de rechtbank Olympia samengevat op grond van onrechtmatige daad of ongerechtvaardigde verrijking zal veroordelen om
aan [A] te vergoeden de door deze geleden schade als gevolg van het beëindigen van het franchisecontract welke schade nader op zal worden gemaakt bij staat, althans in ieder geval in voorschot hierop € 1.132.504,=, met de gebruikelijke nevenvorderingen. Olympia voert daartegen gemotiveerd verweer, dat hierna aan de orde komt.
in reconventiedat de rechtbank [A] samengevat wegens openstaande facturen zal veroordelen om aan Olympia te betalen € 18.311,89 in hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente
per vervaldatum van de respectievelijke factuuren met de overigens gebruikelijke nevenvorderingen. [A] voert daartegen gemotiveerd verweer, dat hierna aan de orde komt.
De beoordeling door de rechtbank in conventie
verbetertrajectniet heeft gegrepen. Essentieel onderdeel daarvan was immers ook een presentatie van zijn
businessplanaan het
management teamvan Olympia, te meer omdat de schriftelijke visie 2013-2018 van [A] als onvoldoende was beoordeeld en het
assessmentbij LTP ook niet bijzonder positief was geweest. Onvoldoende gesteld of gebleken is dat Olympia niet had willen meewerken aan verplaatsing van de afgesproken presentatiedatum door [A] wegens de hiervoor bij 2.11 beschreven operatie van [A]. Met de brief van zijn advocaat van 7 december 2012 heeft [A] derhalve in feite zelf de deur bij Olympia dicht gedaan, hetgeen wordt bevestigd door de inhoud van de daaropvolgende e-mail van de directie van Olympia van 20 december 2012 met naar behoren gemotiveerde bijlagen.
graag verneem ik van jou een voorstel omtrent de verkoop van je vestigingkan zonder nadere toelichting - die ontbreekt - niet leiden tot het oordeel dat Olympia jegens [A] onrechtmatig heeft gehandeld of ten koste van [A] ongerechtvaardigd is verrijkt. De twee contractspartijen waren als zelfstandig ondernemers immers in de artikelen 23 en 25 van de tussen hen geldende standaard franchiseovereenkomst overeengekomen dat [A] jegens Olympia geen contractueel recht had op een beëindigingsvergoeding wegens opgebouwde goodwill en dat het aan [A] zelf was om een goede koper voor een goede verkoopprijs te vinden die aan de voorwaarden van Olympia zou voldoen. Voor ondernemersrisico van [A] komt dat hij die koper kennelijk niet heeft kunnen of willen vinden. Dat initiatief lag contractueel niet bij Olympia en met de hiervoor geciteerde terloopse, op meerdere manieren uit te leggen mededeling bedoelde de directie van Olympia klaarblijkelijk ook aan [A] duidelijk te maken dat het initiatief bij [A] lag. Om soortgelijke redenen kunnen ook de door [A] ter zitting gestelde maar door Olympia betwiste omstandigheden - indien bewezen – dat [A] in 2005 € 200.000,- zou hebben betaald voor zijn eerste Olympia vestiging in Leerdam en dat Olympia hem toen verzekerd zou hebben dat een eventuele toekomstige verkoop keurig en
chique als gentlemen agreementzou worden afgewikkeld, niet tot een voor [A] gunstiger oordeel leiden.
De beoordeling door de rechtbank in reconventie
per vervaldatum van de respectievelijke factuuris eveneens onvoldoende onderbouwd en gelet op de in voorgaande toegepaste verrekeningen ook inhoudelijk niet toewijsbaar. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke handelsrente over de toewijsbare hoofdsom van per saldo € 4.329,16 daarom alles afwegende toewijzen met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis.