ECLI:NL:RBDHA:2014:14545
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beklag ex artikel 552a Sv inzake verstrekking van camerabeelden onder het medisch beroepsgeheim
In deze beschikking van de rechtbank Den Haag, gedateerd 25 november 2014, wordt het beklag van klaagster behandeld, die zich verzet tegen de vordering van de officier van justitie om camerabeelden te verstrekken die onder het medisch beroepsgeheim vallen. De zaak betreft een steekincident dat op 17 juli 2014 heeft plaatsgevonden in de instelling waar klaagster werkzaam is. De officier van justitie had op 18 juli 2014 camerabeelden gevorderd in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar dit incident. Klaagster beroept zich op haar verschoningsrecht en stelt dat de beelden niet kunnen worden verstrekt omdat deze onder het medisch beroepsgeheim vallen.
De rechtbank heeft het beklag op 11 november 2014 in raadkamer behandeld, waarbij klaagster werd bijgestaan door haar raadsman, mr. R. Westenberg, en een psychiater werd gehoord. De officier van justitie concludeerde tot ongegrondverklaring van het beklag. De rechtbank overweegt dat het beklag ontvankelijk is, omdat het zich richt tegen een vordering tot verstrekking van gegevens, en dat de raadkamer bevoegd is om het beklag te behandelen.
In de inhoudelijke beoordeling stelt de rechtbank vast dat de camerabeelden medische gegevens zijn die vallen onder het beroepsgeheim. De rechtbank erkent dat het verschoningsrecht niet absoluut is en dat er uitzonderlijke omstandigheden kunnen zijn waarin het belang van de waarheidsvinding moet prevaleren. Na afweging van de omstandigheden, waaronder de ernst van het steekincident en het feit dat de camerabeelden cruciaal zijn voor het onderzoek, komt de rechtbank tot de conclusie dat in dit geval sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden. De rechtbank verklaart het beklag ongegrond, waarmee de vordering van de officier van justitie om de camerabeelden te verstrekken wordt toegewezen.