In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2014 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Haasjes, heeft verzocht om de kinderalimentatie voor de minderjarige kinderen te verhogen naar € 500,-- per maand per kind, met een aanvullende betaling van € 2.815,46 per kind door de man, die vertegenwoordigd wordt door advocaat mr. J.L.J. Kapteijn. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en pleitnotities, en heeft de zaak op 25 juli 2014 behandeld. De vrouw heeft als grond voor haar verzoek een wijziging van omstandigheden aangevoerd, waardoor de eerdere beschikking van 22 april 1999 niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man onderhoudsplichtig is voor zijn kinderen, maar ook voor zijn stiefkinderen. De man heeft verweer gevoerd en betwist dat het stiefkind tot zijn gezin behoort. De rechtbank heeft de man de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren dat het stiefkind tot zijn gezin behoort in de zin van artikel 1:395a BW. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de wijziging van de kinderalimentatie vastgesteld op 10 januari 2014, de datum van indiening van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft ook de draagkracht van de man en de vrouw beoordeeld. De vrouw heeft aangetoond dat zij en haar echtgenoot onder de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) vallen, wat invloed heeft op hun draagkracht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de man een netto besteedbaar inkomen heeft van € 2.245,-- per maand, waaruit zijn draagkracht voor de alimentatie is berekend. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijsvoering en zal op 24 september 2014 opnieuw in de zaak komen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.