Uitspraak
op het verzoek ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht in de zaak van:
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de veroordeelde een verzoek ingediend tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). Dit verzoek is gedaan op 30 juli 2014, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek niet tijdig is ingediend, aangezien dit niet conform artikel 38s, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht is gebeurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel op 26 oktober 2012 is opgelegd en dat er een eerdere beslissing is genomen op 22 oktober 2013, waarbij de voortzetting van de maatregel noodzakelijk werd geacht. De rechtbank heeft op 3 april 2014 deze beslissing bevestigd in hoger beroep. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek van de veroordeelde niet-ontvankelijk is, omdat het niet is ingediend na de vereiste termijn van zes maanden na de onherroepelijke beslissing.