Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser],geboren op [geboortedatum],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder heeft ter zitting erkend dat uit de strafrechtelijke veroordelingen van eiser, wegens diefstal van bier en tandpasta, niet de conclusie kan worden getrokken dat het risico bestaat dat eiser zich aan toezicht zal onttrekken, nu deze veroordelingen daarmee niet in verband staan. Verweerder heeft daarom de grond die hij aan de inbewaringstelling ten grondslag heeft gelegd, dat eiser is veroordeeld voor enig misdrijf, als bedoeld in artikel 5.1b, vierde lid, aanhef en onder e, Vb, ter zitting laten vallen.
Het voorgaande doet er niet aan af dat verweerder in zijn belangenafweging ten nadele van eiser wel betekenis heeft kunnen toekennen aan het feit dat eiser strafrechtelijk is veroordeeld. Volgens voornoemd beleid, neergelegd in paragraaf A5/6.1 Vc, zal de vreemdeling die een gevaar vormt voor de openbare orde vanwege criminele antecedenten en een (herhaalde) aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indient, immers in beginsel in bewaring worden gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, Vw.
De beroepsgrond slaagt niet.
De beroepsgrond slaagt niet.
een juridische autoriteit die beslist over een verzoek tot verlenging van de bewaring, moet kunnen beslissen over elk relevant feitelijk en juridisch element om te bepalen of een verlenging van de bewaring gerechtvaardigd is […], wat een grondig onderzoek impliceert van de feitelijke elementen van elk concreet geval. Wanneer de aanvankelijk gelaste bewaring niet langer is gerechtvaardigd ten opzichte van deze vereisten, moet de bevoegde rechterlijke autoriteit haar beslissing in de plaats kunnen stellen van die van de administratieve autoriteit […] en kunnen beslissen over de mogelijkheid om een vervangende maatregel of de invrijheidstelling van de derdelander te gelasten. Daartoe moet de rechterlijke autoriteit die beslist over een verzoek tot verlenging van de bewaring in staat zijn rekening te houden zowel met de feitelijke elementen en de bewijzen die zijn aangevoerd door de administratieve autoriteit die de aanvankelijke bewaring heeft gelast, als met de eventuele opmerking van de betrokken derdelander. Bovendien moet zij elk ander voor haar beslissing relevant element kunnen onderzoeken […]. Daaruit volgt dat de bevoegdheden van de rechterlijke autoriteit in het kader van een controle in geen geval kunnen zijn beperkt tot louter de elementen die door de betrokken administratieve autoriteit zijn aangevoerd.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat uit voornoemd arrest van het Hof volgt dat de rechtbank vol dient te toetsen of verweerder had dienen te volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Uit de overwegingen van het Hof (paragrafen 58 tot en met 62) volgt dat de juridische autoriteit die beslist op een verzoek tot (verlenging van de) bewaring, moet kunnen beslissen over elk relevant feitelijk en juridisch element en dat hij de feitelijke elementen grondig dient te onderzoeken. Anders dan in het Bulgaarse systeem, waarop het arrest van het Hof betrekking heeft, beslist in het Nederlandse systeem niet de rechter op een verzoek tot (verlenging van de) bewaring, maar neemt verweerder een besluit tot bewaring, dat op grondslag van het beroep van de vreemdeling door de rechter wordt getoetst. De juridische autoriteit die beslist over (een verzoek tot) verlenging van de bewaring is dus, anders dan in Bulgarije, in het Nederlandse systeem niet de rechter, maar het bestuursorgaan. Verweerder dient dan ook, volgens de overwegingen van het Hof, in het kader van de vraag of met een lichter middel kan worden volstaan, grondig onderzoek te verrichten naar de feitelijke omstandigheden van het concrete geval.
Uit het arrest volgt dat de rechtbank, indien zij vervolgens het besluit van verweerder tot inbewaringstelling van de vreemdeling toetst, moet kunnen beslissen over elk feitelijk en juridisch element. Dat betekent dat de rechtbank niet alleen rekening houdt met feitelijke en juridische elementen die verweerder aan zijn besluit tot inbewaringstelling ten grondslag heeft gelegd, maar ook met feitelijke en juridische elementen die door eiser zijn aangevoerd ter onderbouwing van zijn standpunt dat verweerder met een lichter middel had moeten volstaan.
Uit paragraaf 62 van het arrest volgt voorts dat, wanneer de door verweerder opgelegde maatregel van bewaring niet langer is gerechtvaardigd ten opzichte van de vereisten (rechtbank: waaronder de mogelijkheid van een lichter middel), de rechterlijke autoriteit zijn beslissing in de plaats moet kunnen stellen van die van de administratieve autoriteit en moet kunnen beslissen over de mogelijkheid om een vervangende maatregel of de invrijheidsstelling van de derdelander te gelasten. Het systeem in Nederland, waarbij de rechtbank enigszins terughoudend toetst of met een lichter middel kon worden volstaan en waarbij de rechtbank, indien dat het geval is, beveelt om de vreemdeling onmiddellijk in vrijheid te stellen, is hiermee niet in strijd (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 april 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BQ3797)).
De beroepsgrond slaagt niet.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.