ECLI:NL:RBDHA:2014:14477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
AWB 13/32691
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.B. de Vries - van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak bestuursrecht inzake asielaanvraag en taalanalyse van een Tibetaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiseres, een Tibetaanse vreemdeling. Eiseres had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 16 januari 2013 geoordeeld dat het besluit van de staatssecretaris niet deugde en had het vernietigd. De staatssecretaris had vervolgens een nieuw besluit genomen, maar eiseres ging hiertegen in beroep, waarbij zij stelde dat de staatssecretaris zich niet voldoende had vergewist van de deskundigheid van de taalanalist die haar taalgebruik had geanalyseerd.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in zijn nieuwe besluit niet had voldaan aan de vergewisplicht met betrekking tot de deskundigheid van de taalanalist. De rechtbank stelde vast dat de taalanalist onvoldoende was onderbouwd in zijn conclusies over de herkomst van eiseres op basis van haar taalgebruik. De rechtbank gaf de staatssecretaris de kans om het gebrek te herstellen, wat uiteindelijk ook gebeurde. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris nu voldoende had aangetoond dat hij zich van de deskundigheid van de taalanalist had vergewist en dat de eerdere tekortkomingen waren hersteld.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van dat besluit in stand. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten aan eiseres, die in totaal € 1.217,50 bedroegen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met deskundigenrapporten en de verplichting om deugdelijk bewijs te leveren voor hun besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/32691
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 19 november 2014 in de zaak tussen

[eiseres],

geboren op[geboortedatum], van gestelde Chinese nationaliteit,
eiseres,
(gemachtigde: M.J. Baaij, rechtshulpverlener te Lisse),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.R. Bekink, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2012 heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 16 januari 2013 (AWB 12/30375) is het daartegen ingestelde beroep van eiseres gegrond verklaard en het besluit van 30 augustus 2012 vernietigd.
Bij besluit van 3 december 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres opnieuw afgewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 4 april 2014 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2014. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Deze rechtbank en nevenzittingsplaats heeft op 19 juni 2014 een tussenuitspraak gedaan waarin verweerder, conform artikel 8:51a, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de gelegenheid is gesteld het in de tussenuitspraak genoemde gebrek te herstellen binnen een termijn van vier weken.
Verweerder heeft bij schrijven van 23 juni 2014 aan de rechtbank bericht dat van de gelegenheid om het besluit binnen vier weken te herstellen, gebruik zal worden gemaakt.
Verweerder heeft de rechtbank bij schrijven van 15 juli 2014 een reactie op de tussenuitspraak doen toekomen. De rechtbank heeft eiseres bij schrijven van 15 maart 2011, op grond van het bepaalde in artikel 8:51b, derde lid, Awb, in de gelegenheid gesteld binnen vier weken haar zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop verweerder het geconstateerde gebrek heeft hersteld. Eiseres heeft op 19 augustus 2014 zijn zienswijze naar voren gebracht.
De rechtbank heeft bij schrijven van 4 september 2014 met toepassing van het bepaalde in artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, Awb bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op grond van artikel 8:57, derde lid, Awb gesloten.

Overwegingen

1. In het bestreden besluit heeft verweerder zich - samengevat en voor zover hier van belang - op het standpunt gesteld dat uit het rapport taalanalyse van Bureau Land en Taal
(BLT) van 9 september 2013 (rapport taalanalyse), bezien in samenhang met de reactie van het BLT op de aanvullende zienswijze van eiseres van 29 november 2013 (reactie van BLT), blijkt dat eiseres op basis van haar Tibetaans en afwezigheid van enige actieve kennis van het Mandarijn eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen China. Eiseres is op grond van haar Tibetaans eenduidig herleidbaar tot een Tibetaanse spraakgemeenschap in India of Nepal. Gelet daarop, is het niet geloofwaardig dat eiseres de door haar gestelde Chinese nationaliteit heeft. Aan de problemen die eiseres stelt te hebben ondervonden in China kan daarom geen geloof worden gehecht. Nu geen geloof wordt gehecht aan de gestelde nationaliteit, identiteit, herkomst en het asielrelaas van eiseres, bestaat evenmin aanleiding te beoordelen of eiseres in aanmerking komt voor de gevraagde vergunning op grond van artikel 29 Vw.
2. In de - aan deze uitspraak gehechte - tussenuitspraak van 19 juni 2014 heeft deze rechtbank en zittingsplaats ten aanzien van de beroepsgrond van eiseres dat verweerder zich, in strijd met genoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van
16 januari 2013, nog steeds niet vergewist heeft van de deskundigheid van de taalanalist, als volgt overwogen.
“4.3. De rechtbank stelt voorop dat zij de overwegingen van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, in de uitspraak van 16 januari 2013 omtrent de deskundigheid van de taalanalist (rechtsoverweging 5.7 bezien in samenhang met rechtsoverweging 5.9) aldus begrijpt, dat uit het rapport taalanalyse van 10 mei 2012 en de daarop gegeven toelichting door verweerder ter zitting niet bleek dat de taalanalist deskundig was op het gebied van de dialecten die worden gesproken in het gestelde herkomstgebied van eiseres. Verweerder mocht daarom niet zonder meer van de deskundigheid van de taalanalist uitgaan, doch diende zich van de bij de taalanalist aanwezige deskundigheid te vergewissen.
4.4
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de in rechtsoverweging 2.3. opgenomen passage in het rapport taalanalyse (“Achtergrond taalanalist”) niet dat de taalanalist deskundig is op het gebied van de dialecten die in het gestelde herkomstgebied van eiseres worden gesproken. Door naar deze passage te verwijzen en (daarmee) enkel te stellen dat sprake is van een uitgebreide persoonlijke en beroepsmatige ervaring van de taalanalist, zonder dit op enige wijze toe te lichten, heeft verweerder geen uitvoering gegeven aan de uitspraak van 16 januari 2013. Zo heeft verweerder niet toegelicht noch met stukken onderbouwd waaruit de beroepsmatige ervaring van de taalanalist bestaat. Derhalve is nog altijd niet duidelijk hoe de taalanalist zijn kennis van de dialecten die worden gesproken in het gestelde herkomstgebied van eiseres, verworven heeft. Dat de taalanalist tijdens de selectieprocedure van het BLT aan de hand van een analyse van testopnames heeft laten zien dat hij in staat is verschillende varianten van het Tibetaans te onderscheiden en correct te benoemen, en dat de informatie die verstrekt is over de verschillende varianten steeds in overeenstemming is gebleken met taalwetenschappelijke beschrijvingen, impliceert niet dat verweerder zich daarom voldoende van de deskundigheid van de taalanalist heeft vergewist. Daaruit kan namelijk niet worden opgemaakt of die testopnames betrekking hadden op (specifieke) Kham-dialecten en, zo ja, welk herkomstgebied het betrof. Overigens heeft verweerder ook niet toegelicht dat er kwaliteitscontroles plaatsvinden van taalanalyses die door deze taalanalist zijn opgesteld, de zogenaamde cross checks, en dat daaruit volgt dat daarom ten aanzien van deze taalanalist van de deskundigheid op het gebied van Kham-dialecten kan worden uitgegaan. Verweerder heeft dan ook niet voldaan aan de op hem rustende vergewisplicht. Het bestreden besluit is in zoverre niet met de vereiste zorgvuldig voorbereid en in strijd met artikel 3:2 Awb.
4.5.
Dat verweerder, als betoogd, geen uitvoering aan de uitspraak van de rechtbank van
16 januari 2013 hoefde te geven, omdat deze niet in lijn zou zijn met vaste jurisprudentie van de Afdeling, volgt de rechtbank niet. Voor een dergelijk oordeel bestaat geen grond, reeds omdat er tegen de uitspraak van 16 januari 2013 hoger beroep had kunnen worden ingesteld, hetgeen verweerder heeft nagelaten.”
2.1
Deze rechtbank en zittingsplaats heeft verweerder vervolgens, uit oogpunt van finale geschilbeslechting, op grond van artikel 8:51a Awb in de gelegenheid gesteld voormeld gebrek te herstellen middels een schriftelijk stuk inhoudende een nadere motivering waaruit blijkt dat verweerder zich heeft vergewist van de deskundigheid van de taalanalist op het gebied van de dialecten die worden gesproken in het gestelde herkomstgebied van eiseres.
2.2
Uit de reactie van verweerder van 15 juli 2014 blijkt - samengevat - het volgende. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat het bestreden besluit rechtens juist is en dat geen sprake is van een gebrek in de besluitvorming. Verweerder ziet derhalve geen reden om met toepassing van de bestuurlijke lus een aanvullend besluit te nemen. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat het gebrek met de in de reactie gegeven toelichting voldoende hersteld is.
2.2.1 Voormelde toelichting luidt - voor zover thans van belang en zakelijk weergegeven -als volgt. Uit het (bijgevoegde) “Werkkader taalanalisten IND” volgt dat de taalanalist onder constante begeleiding en controle van de linguïst van BLT staat en dat steekproefsgewijs controles door andere taalanalisten worden uitgevoerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft geoordeeld dat deze werkwijze, en dus ook de deskundigheid van de diverse taalanalisten, met voldoende waarborgen is omkleed. Verwezen wordt onder meer naar de uitspraak van 18 december 2009 (200901087/1, www.raadvanstate.nl).
Bij de taalanalyse was een moedertaalspreker van de te analyseren taal (Tibetaans) betrokken als taalanalist, en een begeleidend linguïst. In het rapport van 9 september 2013 heeft BLT aangegeven dat de betreffende taalanalist de selectieprocedure met succes heeft doorlopen en dat hij voldoende deskundig is gebleken om onder andere de Kham-dialecten die gangbaar zijn in China te analyseren. Het Tibetaans dat gangbaar is in het gestelde herkomstgebied van eiseres is een Kham-dialect. De informatie die de taalanalist heeft verstrekt over de verschillende varianten waar hij deskundig voor is gebleken, is steeds in overeenstemming geweest met taalwetenschappelijke beschrijvingen. Daarnaast is aangegeven dat de taalanalist Mandarijn beheerst en uitgebreide persoonlijke en beroepsmatige ervaring heeft met sprekers van Tibetaans uit zowel China als India. Bij navraag bij BLT blijkt dat de taalanalist onder andere beroepsmatig langere tijd in China en in Tibet heeft verbleven, en aldus ervaring heeft met sprekers van onder andere de Kham-dialacten die gangbaar zijn in Tibet. De taalanalist heeft tijdens de selectieprocedure en daarna blijk gegeven van voldoende kennis over de verschillen tussen de verscheidene Tibetaanse dialecten, waaronder de Kham-dialecten.
Uit de vakbijlage Taalanalyse en het genoemde Werkkader blijkt dat de standaardpraktijk is dat kwaliteitscontroles (crosschecks) plaatsvinden. Uit navraag bij BLT blijkt dat in het geval van de Tibetaanse taal slechts één taalanalist beschikbaar is bij BLT, en dat daarom crosschecks plaatsvinden via een buitenlands taalanalysebureau.
BLT verstrekt geen nadere gegevens over de opleiding en werkervaring van deze taalanaliste, omdat het van cruciaal belang is dat de taalanalist zijn werk anoniem kan verrichten. Daarbij speelt ook mee dat de aard van de opleiding en werkervaring van de taalanalist geen doorslaggevende rol speelt bij de selectie van een taalanalist.
2.3
In de in rechtsoverweging 2. aangehaalde passage uit voormelde tussenuitspraak is reeds geoordeeld dat sprake is van een gebrek. Voor zover verweerder met zijn primaire standpunt dat geen sprake is van een gebrek heeft willen opkomen tegen hetgeen is geoordeeld bij de tussenuitspraak, overweegt de rechtbank dat de gewezen tussenuitspraak geen ruimte meer biedt voor een dergelijke beoordeling. Bij betwisting van het gegeven oordeel ligt het in de rede de rechtbank mee te delen het gebrek niet te herstellen en tegen de einduitspraak hoger beroep in te stellen.
2.4
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder met de in 2.2.1 opgenomen reactie het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek heeft hersteld. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is. Anders dan door eiseres is betoogd, blijkt uit de gegeven toelichting thans genoegzaam dat verweerder zich van de deskundigheid van de taalanalist ten aanzien van de Kham-dialecten uit het gestelde herkomstgebied van eiseres vergewist heeft en dat geen aanleiding bestaat niet van de deskundigheid van de taalanalist uit te gaan. In de reactie is nader geduid dat de beroepsmatige ervaring met de Kham-dialecten zowel in China als in Tibet is opgedaan en dat cross-checks hebben plaatsgevonden, die – zo begrijpt de rechtbank het betoog – blijk hebben gegeven van voldoende kennis over de verschillen tussen verscheidene Tibetaanse dialecten. Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan hetgeen deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, hem in genoemde uitspraak van 16 januari 2013 heeft opgedragen. In zoverre bestaat thans aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten.
2.5
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de overige beroepsgronden.
3. Eiseres voert verder aan dat de conclusies dat zij eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen China, maar op grond van haar Tibetaans eenduidig herleidbaar is tot een Tibetaanse spraakgemeenschap in India of Nepal, niet inzichtelijk en concludent zijn. Daarbij wijst zij erop dat onduidelijk is waarop de taalanalist zijn conclusie dat eiseres een dialect heeft gesproken dat gangbaar is onder Tibetanen die zijn opgegroeid in een Tibetaanse gemeenschap buiten China, zoals in India of Nepal, baseert.
3.1
Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift op het standpunt gesteld, zo begrijpt de rechtbank, dat de taalanalyse inzichtelijk en concludent is, omdat de voor de conclusies geraadpleegde bronnen zijn vermeld en gemotiveerd is hoe de analist tot zijn conclusies is gekomen. Omdat ten aanzien van het rapport taalanalyse van 9 september 2013 geen contra-expertise is ingebracht, mag van dit advies worden uitgegaan, aldus verweerder.
3.1.1
In de reactie van 15 juli 2014 heeft verweerder ter nadere toelichting van zijn conclusie dat het rapport taalanalyse inhoudelijk inzichtelijk en concludent is het volgende aangegeven. Met contrastieve voorbeelden is aangegeven hoe het ‘Khams skad’(lokaal Chinees dialect) van eiseres qua uitspraak, woordkeus en grammatica afwijkt van het dialect dat verwacht mag worden, en hoe het overeenkomt met het ‘spyi skad’ (standaard Tibetaans zoals dat gesproken wordt in Tibetaanse gemeenschappen buiten China, zoals India en Nepal). In de reactie op de aanvullende zienswijze van 29 november 2013 heeft BLT nog expliciet opgemerkt dat het ‘spyi skad’ niet wordt gesproken in het gestelde herkomstgebied van eiseres.
3.2
In het rapport taalanalyse van 9 september 2013 is onder het kopje “Opmerking(en) taalanalist/linguïst” het volgende opgenomen.
“Het eerste gedeelte van de opname spreekt de vreemdelinge Standaard-Tibetaans (
spyi skad), wat zij omschrijft als
dbus skad(Centraal-Tibetaans). Het Centraal-Tibetaans (
dbus skad) wordt niet gesproken in haar gestelde herkomstgebied. Vervolgens is de vreemdelinge expliciet in de gelegenheid gesteld om haar eigen Kham-dialect te spreken.”
Onder het kopje “Beschrijving van de spraak van de vreemdelinge” is het volgende opgenomen.
“4.1 Algemeen
Op grond van de gestelde herkomst en levensloop van de vreemdelinge mag in redelijkheid worden verwacht dat de vreemdelinge een beheersing op moedertaalniveau heeft van een Kham-dialect van het Tibetaans zoals dat gangbaar is in haar gestelde herkomstgebied.
Daarnaast kan de vreemdelinge haar gestelde herkomst uit Tibet (China) aannemelijk maken door het spreken van Mandarijn, de nationale taal van China.
De vreemdelingen heeft een beheersing op moedertaalniveau van een vorm van Standaard-Tibetaans
(spyi skad), zoals dat gesproken wordt in Tibetaanse migrantengemeenschappen buiten China, zoals India en Nepal.
De vreemdelinge spreekt daarnaast een vorm van een Kham-dialect, maar zij spreekt het Kham-dialect niet op een wijze zoals verwacht wordt van iemand die haar hele leven in [plaats] gewoond heeft.
De vreemdelinge heeft geen actieve kennis van het Mandarijn.”
Onder de kopjes “4.2 Uitspraak Tibetaans (
Khams skad)” en “4.3 Woordkeuze Tibetaans (
Khams skad)” en “4.4 Grammatica Tibetaans (
Khams skad)” wordt aan de hand van een aantal voorbeelden, aangehaald uit de bandopname van het gehoor van eiseres, afgezet tegenover het Standaard-Tibetaans en het Kham-Tibetaans het volgende geconcludeerd:
“Slechts enkele fonologische kenmerken in het
Skams skadvan de vreemdelinge komen overeen met een Kham-dialect. De meeste fonologische kenmerken in het
Khams skadvan de vreemdelinge komen niet overeen met een Kham-dialect, maar komen overeen met fonologische kenmerken uit het Standaard-Tibetaans (
spyi skad).
De woordkeuze van de vreemdelinge vertoont slechts enkele specifieke kenmerken van een Kham-dialect van het Tibetaans. Het gebruik van leenwoorden uit het Nepal/Hindi wijst op een herkomst uit India, terwijl het gebruik van Chinese leenwoorden zou wijzen op een herkomst uit China. Er zijn geen Chinese leenwoorden in haar
Khams skad, maar wel leenwoorden uit het Nepali/Hindi.
De meeste lexicale kenmerken in het
Khams skadvan de vreemdelinge komen niet overeen met een Kham-dialect, maar komen overeen met lexicale kenmerken uit het Standaard-Tibetaans (
spyi skad).
De vreemdelinge gebruikt frequent en spontaan het partikel ‘ani’ ‘dan’ dat niet gangbaar is in Kham-dialecten, maar wel in het Standaard-Tibetaans.
De grammatica van de vreemdelinge vertoont soms specifieke kenmerken van een Kham-dialect van het Tibetaans. De grammatica van de vreemdelinge vertoont soms echter ook specifieke kenmerken van het Standaard-Tibetaans (
spyi skad).”
In het rapport is onder het kopje “Resultaat” het volgende opgenomen.
“Op grond van een analyse van haar Tibetaans en afwezigheid van enige actieve kennis van het Mandarijn is de vreemdelinge eenduidig
niette herleiden tot de spraakgemeenschap binnen China. Immers: in het gestelde herkomstgebied zijn een Kham-dialect van het Tibetaans en het Mandarijn (de nationale taal in China) gangbaar. De vreemdelinge zou de gestelde herkomst dus aannemelijk kunnen maken door het spreken van een Kham-dialect zoals dat gangbaar is in haar gestelde herkomstgebied en/of Mandarijn, maar zij spreekt geen van beide.
De vreemdelinge is op grond van haar Tibetaans eenduidig herleidbaar tot een Tibetaanse spraakgemeenschap in India of Nepal.”
Onder het kopje “Geraadpleegde bronnen” is opgenomen:
“ - Tournadre, Nicholas and Sangda Dorje (2003).
A Manual of Standard Tibetan. Snow Lion Publications.
- Wylie, Turrel (1959), “A standard system of Tibetan transcription”,
Harvard Journal of Asiatic Studies22: 261-267.”
3.3
In de reactie van 29 november 2013 geeft BLT een toelichting op het rapport taalanalyse van 9 september 2013. Toegelicht wordt dat eiseres het eerste gedeelte van de opname Standaard-Tibetaans (
spyi skad)spreekt, wat niet gesproken wordt in haar gestelde herkomstgebied. De vraag is dus waar eiseres het Standaard-Tibetaans heeft leren spreken, nu deze vorm van Tibetaans niet gangbaar is in [plaats], maar wel gangbaar is onder Tibetanen die leven in Tibetaanse migrantengemeenschappen buiten China, zoals India en Nepal. Verder wordt door BLT toegelicht dat eiseres het Kham-dialect niet spreekt op een wijze zoals verwacht wordt van iemand die haar gehele leven in [plaats] gewoond heeft. In het rapport taalanalyse heeft het BLT voorbeelden gegeven van het Kham-Tibetaans van eiseres ten aanzien van de uitspraak, woordkeuze en grammatica en deze gecontrasteerd met Kham-Tibetaans, zoals gangbaar in het door eiseres gestelde herkomstgebied, en aan de hand hiervan beargumenteerd dat eiseres niet het Kham-dialect van het Tibetaans spreekt, zoals verwacht wordt van iemand die haar hele leven in [plaats] gewoond heeft.
Daarnaast heeft BLT in zijn nadere toelichting verwezen naar het in het rapport aangehaalde ‘Manual of Standard Tibetan (2003)’ van Nicolas Tournadre, p. 29, waarin uiteengezet is waar de Kham-dialecten worden gesproken en overwogen dat deze dialecten weliswaar een geringe wederzijdse verstaanbaarheid hebben, maar toch genoeg op elkaar lijken om onder één dialectgroep geschaard te kunnen worden. Van eiseres mag dus in redelijkheid worden verwacht dat zij een authentieke vorm van één van deze Kham-dialecten spreekt zonder enige invloed van het Standaard-Tibetaans. Eiseres stelt namelijk niet naar school geweest te zijn, zodat er geen enkele invloed van het literaire (Standaard)-Tibetaans in haar spraak aanwezig kan zijn.
3.4
De rechtbank is van oordeel dat het aangehaalde rapport taalanalyse, bezien in samenhang met de aangehaalde nadere toelichting erop, naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Uit het rapport blijkt aldus voldoende waarop BLT de conclusies baseert dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen China, maar op grond van haar Tibetaans eenduidig herleidbaar is tot een Tibetaanse spraakgemeenschap in India of Nepal. De beroepsgrond faalt.
4. Daarnaast voert eiseres aan - onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling van 19 juli 2012 (201104806/1/V4) - dat verweerder ten onrechte aan haar heeft tegengeworpen dat zij de Chinese taal, het Mandarijn, niet machtig is. Eiseres heeft geen onderwijs genoten en in het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van juni 2010 is vermeld dat niet kan worden uitgesloten dat er Tibetanen zijn die helemaal geen Mandarijn spreken, bijvoorbeeld omdat zij nauwelijks tot geen onderwijs hebben genoten. Eiseres wijst erop dat deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, in genoemde uitspraak van 16 januari 2013 reeds geoordeeld heeft dat de Chinese taal niet mag worden meegenomen in de taalanalyse die ter beoordeling zal dienen bij de herkomstbepaling. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld, zodat deze in rechte vast is komen te staan. Verweerder kan zich dan ook niet langer op het standpunt stellen dat wegens het ontbreken van (enige) actieve kennis van de Chinese taal de herkomst van eiseres eenduidig niet binnen Tibet gezocht kan worden. Daarbij verwijst eiseres ook naar het dossier van een andere vreemdeling met nummer 0904.02.1248, waarbij verweerder het niet spreken van het Mandarijn niet langer tegenwierp. De omstandigheid dat eiseres volgens het BLT de Chinese taal machtig dient te zijn, impliceert dat het BLT op de stoel van de minister van Buitenlandse zaken is gaan zitten. De overweging van het BLT dat de conclusies niet zijn gebaseerd op het gebrek aan actieve kennis van het Mandarijn, maar primair op de variant van het Tibetaans die eiseres spreekt, en dat het ontbreken van de Chinese taal als contra-indicatie wordt gezien, kan niet uit het bestreden besluit worden afgeleid. Daaruit blijkt niet dat sprake is van een primair en subsidiair standpunt.
4.1
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat uit het rapport taalanalyse, bezien in samenhang met de reactie van het BLT op de aanvullende zienswijze van eiseres van 29 november 2013, blijkt dat eiseres op basis van haar Tibetaans en afwezigheid van enige actieve kennis van het Mandarijn eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen China. Eiseres is op grond van haar Tibetaans eenduidig herleidbaar tot een Tibetaanse spraakgemeenschap in India of Nepal.
4.1.2
Verweerder heeft zich in het verweerschrift en ter zitting op het standpunt gesteld dat de twijfel aan de herkomst primair is ingegeven door het dialect dat eiseres spreekt en niet door het feit dat zij geen enkele kennis van het Mandarijn heeft. Slechts subsidiair wordt eiseres tegengeworpen dat zij in het geheel geen kennis heeft van het Mandarijn. Zo gebruikt eiseres geen leenwoorden uit het Mandarijn, kan zij niet in het Mandarijn tot tien tellen en kan zij niet in het Mandarijn ‘goedendag’ zeggen. Het voorgaande bevreemdt, reeds omdat niet valt in te zien dat eiseres zich – bij gebreke van enige kennis van het Mandarijn – ongeveer dertig jaar in het Tibetaanse deel van China heeft kunnen handhaven. De primaire conclusies dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de Tibetaanse spraakgemeenschap in China, maar tot een Tibetaanse spraakgemeenschap buiten China, worden niet weersproken, laat staan weggenomen.
4.2
In genoemde uitspraak van 16 januari 2013 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, overwogen “dat de conclusie in de taalanalyse dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen China, maar eenduidig te herleiden is tot een Tibetaanse spraakgemeenschap in India of Nepal, mede omdat zij geen actieve kennis heeft van het Mandarijn, feitelijke grondslag mist. Niet in geschil is immers dat eiseres geen schoolopleiding heeft genoten en dat in het ambtsbericht van juni 2010 is opgenomen dat niet kan worden uitgesloten dat er Tibetanen zijn die helemaal geen Chinees spreken, bijvoorbeeld omdat zij nauwelijks tot geen onderwijs hebben genoten.” Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
4.3
In de reactie op de aanvullende zienswijze van 29 november 2013 van BLT is - voor zover van belang – hieromtrent het volgende opgenomen.
“De conclusie van het rapport taalanalyse is dus niet gebaseerd op het gebrek aan actieve kennis van het Mandarijn, maar primair op de variant van het Tibetaans die betrokkene spreekt en die volgens de taalanalist Standaard-Tibetaans (d.w.z. de taalvariant die ook de moedertaal van de taalanalist is) is en geen authentieke variant van het Kham-Tibetaans die gangbaar is in [plaats].
Secundair wordt daarbij in overweging genomen dat het ontbreken van een zekere actieve beheersing van een vorm van Mandarijn als een contra-indicatie voor een herkomst uit China wordt gezien.”
4.4
Gelet op de aangehaalde passage uit de reactie van BLT, volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat BLT zijn conclusie dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de Tibetaanse spraakgemeenschap in China, maar tot een Tibetaanse spraakgemeenschap buiten China, niet gebaseerd is op het gebrek aan actieve kennis van het Mandarijn, maar dat dit slechts secundair in overweging is genomen. In zoverre kan verweerder dan ook gevolgd worden in zijn toelichting op het bestreden besluit dat de conclusies over de herkomst van eiseres (primair) gebaseerd zijn op de variant van het Tibetaans die eiseres spreekt. De beroepsgrond dat verweerder in strijd heeft gehandeld met genoemde uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 16 januari 2013 en van de Afdeling van 19 juli 2012 faalt dan ook.
5. Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vanwege schending van artikel 3:2 Awb vernietigd. De rechtbank ziet echter aanleiding de rechtsgevolgen ervan geheel in stand te laten, nu verweerder - zoals in rechtsoverweging 2.4 is overwogen - het gebrek hersteld heeft en de overige beroepsgronden niet slagen.
6. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1.217,50 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na toepassing van de bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 1.217,50 te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B. de Vries - van den Heuvel, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. Westermann-Smit, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
19 november 2014.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.