ECLI:NL:RBDHA:2014:14310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
24 november 2014
Zaaknummer
3330910 RL EXPL 14-25339
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door kat die hond aanvalt

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 november 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en gedaagde. Eiseres, de eigenaresse van een labrador genaamd Yara, vorderde schadevergoeding van gedaagde, de eigenaar van een kat genaamd Tommy, die volgens eiseres haar hond zou hebben aangevallen. De procedure begon met een dagvaarding op 6 augustus 2014, gevolgd door een comparitie van partijen op 5 november 2014. Tijdens deze comparitie heeft eiseres haar vordering toegelicht, waarbij zij stelde dat Tommy verantwoordelijk was voor de verwondingen van haar hond, die op 28 april 2014 door de kat zou zijn aangevallen. Eiseres vorderde een schadevergoeding van € 4.165,10, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Gedaagde heeft de beschuldigingen gemotiveerd betwist en aangevoerd dat Tommy op de dag van de vermeende aanval bij de buren verbleef, omdat hij met vakantie was in Frankrijk. Gedaagde stelde dat er geen bewijs was dat Tommy Yara had aangevallen en dat eiseres haar claim enkel onderbouwde met geruchten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen getuigen waren van de aanval en dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar stelling te onderbouwen. De kantonrechter oordeelde dat de bewijslast bij eiseres lag en dat zij niet had aangetoond dat Tommy de dader was.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn kosten op € 200,- heeft vastgesteld. Dit vonnis benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken en de rol van de bewijslast bij de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team kanton Den Haag
FJ
Rolnr.: 3330910 RL EXPL 14-25339
26 november 2014
Vonnis in de zaak van:
[eiseres],wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. D.Hoff,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij.
Partijen worden verder aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagde]”.

1.Procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 6 augustus 2014 met producties;
  • de (mondelinge) conclusie van antwoord waarvan de griffier een schriftelijk verslag heeft gemaakt.
1.2
Op 5 november 2014 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij zijn beide partijen in persoon verschenen, [eiseres] bijgestaan door haar gemachtigde. Op 5 november 2014 heeft [eiseres] per faxbericht een akte houdende wijziging van eis, tevens houdende overlegging productie, ingediend. [gedaagde] heeft deze akte niet ontvangen. De kantonrechter heeft deze akte om die reden bij de beoordeling van de zaak buiten beschouwing gelaten.
1.3
Vervolgens is de datum van het vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

2.1
[eiseres] is eigenaresse van de labrador (hond) genaamd “Yara”.
2.2
Op 28 april 2014 is Yara aangevallen door een rode kat.
2.3
Yara is op 29 april 2014 behandeld in de Spoedkliniek voor dieren te Delft en op 29 en 30 april 2014 en op 3, 5, 6 en 7 mei 2014 in de Dierenartsenpraktijk “Het Centrum” te Pijnacker. Van 7 mei 2014 tot en met 2 juni 2014 is Yara behandeld en opgenomen geweest in Dierenziekenhuis Drechtstreek te Dordrecht .
2.4
[gedaagde], althans zijn dochter, is eigenaar van een rode kat genaamd “Tommy”.

3.Vordering

3.1
[eiseres] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor alle schade van [eiseres], die het gevolg is van de aanval van zijn kat op de hond van [eiseres], met veroordeling tot betaling van de door [eiseres] geleden schade ter hoogte van € 4.165,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2014, althans vanaf 6 augustus 2014, tot de dag van algehele betaling, één en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten en met de wettelijke rente te rekenen vanaf
14 dagen na dit vonnis.
3.2
[eiseres] legt aan haar vordering naast de vaststaande feiten ten grondslag dat Tommy haar hond Yara heeft aangevallen en Yara aldus een verwonding, en daarmee schade, heeft toegebracht. [gedaagde] is als bezitter van Tommy op grond van artikel 6:179 BW gehouden alle door Tommy veroorzaakte schade aan de zijde van [eiseres] te vergoeden. [eiseres] heeft Tommy herkend van een foto in het Algemeen Dagblad. De aanval heeft plaatsgevonden in de buurt van de woning van [gedaagde]. Tommy zou ook een andere hond hebben aangevallen. Naast een bedrag van € 3.751,56 aan dierenartskosten vordert [eiseres] tevens de wettelijke rente, berekend tot en met 5 augustus 2014 op een bedrag van
€ 30,54, en vergoeding van de kosten die zij heeft moeten maken om voldoening van haar vordering buiten rechte te verkrijgen ten bedrage van € 383,-.

4.Verweer

4.1
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer tegen de vordering waarop hierna voor zover nodig nader wordt ingegaan en concludeert tot afwijzing.
4.2
[gedaagde] betwist, kort samengevat, dat Tommy Yara heeft aangevallen. Tommy verbleef op 28 april 2014 bij de buren omdat [gedaagde] toen met vakantie in Frankrijk was. De buren hebben niets bijzonders aan het gedrag van Tommy opgemerkt. Ook hebben zij niets bijzonders aan hem gezien. [eiseres] onderbouwt haar stelling dat Tommy Yara zou hebben aangevallen slechts door te verwijzen naar geruchten op Twitter en dergelijke. [eiseres] draagt geen enkel bewijs van haar stelling aan. [gedaagde] heeft Tommy sinds 12 jaar in zijn bezit. Hij heeft Tommy als jong katje direct uit het nest gekregen. Tommy loopt geregeld los buiten. Tommy heeft nooit eerder problemen veroorzaakt. Nu Tommy een dagje ouder wordt, komt hij bovendien minder vaak buiten dan vroeger.

5.Beoordeling

5.1
Beoordeeld dient te worden of Tommy Yara heeft aangevallen.
5.2
Nu [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist dat Tommy de dader is geweest, rust de bewijslast van die stelling overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op [eiseres]. Uit deze hoofdregel kan niet worden afgeleid dat [gedaagde] die feiten moet bewijzen die hij stelt ter motivering van zijn betwisting van de eerder door [eiseres] gestelde feiten, zoals [eiseres] tijdens de comparitie heeft betoogd.
5.3
De kantonrechter constateert dat vast staat dat naast [eiseres] niemand getuige is geweest van de aanval, zodat de ware toedracht daarvan niet zal komen vast te staan. [eiseres] heeft weliswaar aangeboden een drietal getuigen te doen horen, maar de kantonrechter zal dat bewijsaanbod passeren omdat het horen van deze getuigen niet kan bijdragen aan de beoordeling van haar stelling dat Tommy Yara heeft aangevallen. Geen van deze getuigen is immers aanwezig geweest bij de gestelde aanval. Dat [eiseres] stelt dat zij Tommy heeft herkend van een foto uit het Algemeen Dagblad, wat daar overigens van zij, en dat de aanval heeft plaatsgevonden in de buurt van de woning van [gedaagde], legt voor de kantonrechter geen enkel gewicht in de schaal. Hieruit volgt dat niet kan worden vastgesteld dat Tommy de kat is die Yara heeft aangevallen.
5.4
Gezien het vorenstaande zal de vordering van [eiseres] worden afgewezen.
5.5
Als in het ongelijk gestelde partij dient [eiseres] te worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde]. Nu [gedaagde] in persoon verschenen is, zullen de noodzakelijke reis-, verblijf- en verletkosten tot op heden aan zijn kant forfaitair worden vastgesteld op het hierna vermelde bedrag.

6.Beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 200,- aan noodzakelijke reis-, verblijf- en verletkosten.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. F.J. Verbeek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2014.