Op de camerabeelden van de sigarenwinkel van 12 januari 2012 is te zien dat er om 17.38 uur, derhalve vlak voor de overval, een man de winkel binnenkwam, rondkeek en vervolgens om 17.39 uur zijn telefoon gebruikte.
Verdachte [medeverdachte 1] heeft die dag om 17.39 uur op zijn telefoon een tweetal pingberichten van [verdachte] (PIN [verdachte] ontvangen, te weten: “Ping” en “er is cam”.
Onderzoek naar de profielnaam [verdachte] met PIN [verdachte] leverde op dat deze PIN is geregistreerd met het Imeinummer [verdachte]en is gekoppeld aan een Black Berry met prepaid (internet)service en emailadres [verdachte].
Het Imeinummer [verdachte] is in de periode van 10 januari 2012 tot en met
27 maart 2012 in gebruik geweest in combinatie met telefoonnummer [verdachte]
Dit is een prepaidnummer van T-Mobile en staat op naam van[broer verdachte] wonend aan de [adres] te Den Haag. Op genoemd adres bleken twee broers te wonen, die gezien hun leeftijd in aanmerking zouden kunnen komen om de jongen te zijn op de camerabeelden van de sigarenwinkel, te weten [broer verdachte] en de verdachte.
Een verbalisant heeft gerelateerd dat hij bij vergelijking van een foto van de verdachte uit 2008 en de foto’s van de beelden een gelijkenis in de haargrens, haarkleur, gezichtsvorm en wangen ziet. Verder heeft deze verbalisant gerelateerd dat de jas en de jongen op de profielfoto van de Facebookpagina van [verdachte]een grote gelijkenis vertonen met de jas en de man op de camerabeelden.Op dit account is op 30 oktober 2011 een foto geplaatst die volgens deze verbalisant gelijkenis vertoont met de profielfoto van het pingaccount [verdachte], met name de manier waarop de bakkenbaarden zijn geschoren.
Op 28 november 2012 wordt de verdachte bij een bezoek aan het politiebureau Hoefkade te Den Haag door deze verbalisant herkend als zijnde de jongen op de foto’s van het Facebookaccount van [verdachte].
De verdachte zat in 2012 op het [school verdachte] te Den Haag en maakte daar gebruik van het emailaccount [verdachte].
De verdachte heeft op 11 december 2012 bij de politie verklaard dat zijn bijnaam [verdachte] is, dat deze is afgeleid van [verdachte] en dat hij een Blackberry Torch heeft met telefoonnummer [verdachte].Ook heeft de verdachte verklaard dat hij het emailadres [verdachte]in gebruik heeft gehad.
Toen aan de verdachte op 12 december 2012 de printjes van de camerabeelden, zoals weergegeven op pagina 651 van het dossier, werden getoond, verklaarde hij dat het kan zijn dat hij het is.
De rechtbank is, gelet op voornoemde, met voetnoten aangehaalde bewijsmiddelen, allen in samenhang bezien, van oordeel dat de verdachte degene is geweest die op 12 januari 2012, vijf minuten voor de gepleegde overval, een pingbericht heeft gestuurd naar [medeverdachte 1] met de tekst “er is cam”.
Het betoog van de verdediging, erop neerkomend dat het ook de broer van de verdachte kan zijn geweest die op de camerabeelden te zien is, is niet genoegzaam onderbouwd. De rechtbank acht dit geschetste scenario overigens ook niet aannemelijk, temeer niet nu de verdachte zelf heeft verklaard dat zijn broer niet op hem lijkt.