Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 februari 2014, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 21 mei 2014, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 1 juli 2014.
2.De feiten
‘Artikel 4Verkoper garandeert:(…)b. Krachtens de Woningwet zijn tot op heden ten aanzien van de gebruikseenheid en/of de gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw van overheidswege geen voorzieningen voorgeschreven of schriftelijk aangekondigd welke nog niet zijn uitgevoerd (…).Artikel 5Verkoper staat er voor in, dat hij aan koper al die inlichtingen heeft verschaft, die ter kennis van koper behoren te worden gebracht, met dien verstande dat inlichtingen over feiten welke aan koper bekend zijn of uit eigen onderzoek bekend hadden kunnen zijn, voor zover een dergelijk onderzoek naar de geldende verkeersopvattingen van koper verlangd mag worden, door verkoper niet behoeven te worden verstrekt.(…)Overige verklaringen van verkoperArtikel 7Verkoper verklaart tot slot:a. Het is hem niet bekend dat het huidig gebruik van het verkochte op publiek- of privaatrechtelijke gronden niet is toegestaan of dat gebouwd/verbouwd is zonder de daartoe vereiste vergunningen.(…)Verdere bijzondere bepalingenArtikel 16(…)b. Verkoper heeft koper uitdrukkelijk geattendeerd op het feit dat hij het verkochte nooit zelf feitelijk heeft gebruikt en dat hij derhalve koper niet heeft kunnen informeren over de eigenschappen van of gebreken aan het verkochte waarvan hij op de hoogte zou zijn geweest als hij het verkochte feitelijk had gebruikt. In dit kader zijn partijen uitdrukkelijk overeengekomen dat dergelijke eigenschappen casu quo gebreken voor risico en rekening van koper komen en dat bij de vaststelling van de koopsom hiermee rekening is gehouden. Om dit risico te beperken heeft verkoper koper in de gelegenheid gesteld een bouwkundige inspectie uit te laten voeren.’
‘1. Koper is voornemens de onroerende zaak, waarop het verkochte betrekking heeft te gebruiken als woning.Verkoper heeft meegedeeld:- dat het hem niet bekend is dat dit gebruik op publiek- of privaatrechtelijke gronden niet is toegestaan;- dat het verkochte de eigenschappen bezit, die nodig zijn voor een normaal gebruik op die wijze.2. Verkoper garandeert niet:- de aanwezigheid van andere eigenschappen dan die in lid 1 bedoeld;- de afwezigheid van gebreken die dat normale gebruik belemmeren maar die aan koper kenbaar waren bij het aangaan van de koopovereenkomst of die(op, toevoeging rechtbank)
grond van de koopovereenkomst of de aanvulling, voor rekening van koper komen. De aanvulling luidt als volgt: “Het appartementsrecht zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken, heersende erfdienstbaarheden en kwalitatieve rechten, en vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan”.(hierna: de aanvullende exoneratie)
(…)Afgezien van het hiervoor bepaalde staat verkoper er voor in aan koper met betrekking tot het verkochte die informatie te hebben gegeven die naar geldende verkeersopvattingen door hem ter kennis van koper behoort te worden gebracht.Koper aanvaardt uitdrukkelijk dat de resultaten van het onderzoek naar die feiten en omstandigheden, die naar geldende verkeersopvattingen tot zijn onderzoeksgebied behoren, voor zijn risico komen, voor zover deze aan verkoper thans niet bekend zijn.(…)ABC-TRANSACTIEKoper verklaarde nog dat hij ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst bekend was met de inhoud van voormelde aankomsttitel van verkoper, in het bijzonder met de koopprijs waarvoor verkoper het verkochte heeft aangekocht. Koper zal zich derhalve niet kunnen beroepen op de onbekendheid met feiten die blijken uit voormelde aankomsttitel.Verkoper verklaart nog dat hij was begonnen met de verbouwing van het verkochte maar dat de verbouwing nooit is afgemaakt. (…) Als aanvulling op de koopovereenkomst heeft verkoper nog gemeld: “Koper is ermee bekend dat de badkamer en keuken in appartement afgemaakt dient te worden dit geldt tevens ook voor de rest van het appartement.(…)artikel 2(…)3. Het verkochte wordt aanvaard in de feitelijke staat waarin het zich ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst bevond (…).(…)artikel 5Verkoper heeft het navolgende gegarandeerd:1. Hij is bevoegd tot verkoop en levering van het verkochte.(…)6. Tot op heden zijn van overheidswege krachtens de Woningwet of door nutsbedrijven geen veranderingen betreffende het verkochte voorgeschreven of aangekondigd, die nog niet zijn uitgevoerd.’
‘Op 11 augustus 2010 (en bij latere controles op 9 december 2010, 15 juli 2011 en 30 december 2011) heeft een medewerker van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling geconstateerd dat op het perceel [adres] (…) vergunningplichtige werkzaamheden zijn verricht, zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning is verleend. De werkzaamheden betreffen het zonder vergunning plaatsen van een uitbouw op het balkon van de bovenwoning [adres]. Op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a. van de Wabo mag het uitvoeren van deze bouwwerkzaamheden niet gebeuren zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning is verleend. Tevens is het op grond van artikel 2.3a van de Woningwet verboden een bouwwerk of een deel daarvan dat is gebouwd zonder of in afwijking van een verleende vergunning, in stand te houden. Door te bouwen zonder omgevingsvergunning en dit bouwwerk in stand te houden, heeft u gehandeld in strijd met de artikelen 2.1 lid 1 sub a. en 2.3a van de Wabo. Daardoor zijn wij bevoegd en in beginsel verplicht om handhavend op te treden. (…) Op grond van de artikelen 5.1 en 5.2 van de Wabo, artikel 125 Gemeentewet en hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn wij bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen om een eind te maken aan bovengenoemde overtreding. Om die reden besluiten wij als volgt. (…) Wij leggen u de last onder bestuursdwang op om op bovengenoemd perceel, voor 15 mei 2012, de overtreding van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo te beëindigen. De overtreding kan worden beëindigd door de illegale uitbouw op het balkon van de 2de verdieping te verwijderen en de situatie in de oude staat te herstellen. Indien u op de bovengenoemde datum de overtreding niet geheel heeft beëindigd, verbeurt u van rechtswege, ineens, een dwangsom.’2.9. Na kennisname van het voorgaande heeft [eiser] Vriesan meermalen per e-mail en per brief in de gelegenheid gesteld om tot een oplossing te komen en Vriesan, indien zij daarmee in gebreke mocht blijven, reeds voor alsdan aansprakelijk gesteld voor de schade. Tevens is Vriesan aangeboden om de zaak tegen een bedrag van € 15.000,- te schikken.
3.Het geschil
primairop artikel 7:15 BW op grond waarvan Vriesan de woning moest leveren vrij van alle bijzondere privaatrechtelijke en publiekrechtelijke lasten en beperkingen, met uitzondering van die welke door [eiser] uitdrukkelijk zijn aanvaard.
Subsidiairberoept [eiser] zich op de comformiteitseis van artikel 7:17 BW. [eiser] lijdt als gevolg van voornoemde tekortkoming schade, die Vriesan gehouden is te vergoeden. Wat betreft de omvang van de schade stelt [eiser] kosten te hebben gemaakt omdat hij zich genoodzaakt zag alsnog een bouwvergunning aan te vragen, waarvoor hij een architect in de hand heeft genomen. Nu de gemeente [plaatsnaam] de aanvraag heeft afgewezen, is [eiser] gehouden de aanbouw te verwijderen, hetgeen betekent dat de woning moet worden hersteld en de badkamer moet worden verplaatst. De schade laat zich als volgt specificeren:
kosten aannemer € 25.413,00 incl. BTW
legeskosten
€ 1.668,84Totaal € 28.805,12
€ 25.300en beroept zich ter zake op gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst in de zin dat de koopprijs met voornoemd bedrag zal worden verminderd. De totale schade sluit aldus op een bedrag van (€ 28.805,12 + € 25.300 =)
€ 54.105,12.
4.De beoordeling
primairop het standpunt dat Vriesan heeft gehandeld in strijd met artikel 7:15 BW door aan [eiser] een woning te leveren (i) waarop gemeentelijke aanschrijvingen rusten en (ii) waarvan de aanbouw is gebouwd in strijd met ter plaatse geldende overheidsvoorschriften, namelijk zonder bouwvergunning en in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank is echter - met Vriesan - van oordeel dat artikel 7:15 BW in deze toepassing mist.
‘Tot op heden zijn van overheidswege krachtens de Woningwet of door nutsbedrijven geen veranderingen betreffende het verkochte voorgeschreven of aangekondigd, die nog niet zijn uitgevoerd.’Voor zover een aanschrijving tot woningverbetering krachtens de Wabo, zoals hier aan de orde, reeds onder die garantiebepaling valt - hetgeen Vriesan expliciet betwist -, geldt dat daaronder enerzijds vallen aanschrijvingen die rechtstreeks aan Vriesan waren gericht en die op het moment van de koop nog niet waren uitgevoerd en anderzijds aanschrijvingen die op rechtsopvolgers kunnen overgaan. Daarvan was evenwel geen sprake; gesteld noch gebleken is dat Vriesan ten aanzien van het verkochte is aangeschreven, terwijl de werking van de aanschrijvingen aan de oud-bewoners - zoals hiervoor reeds overwogen - na de executieveiling is komen te vervallen.