ECLI:NL:RBDHA:2014:14045
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening kinderopvangtoeslag en rechtszekerheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [X], en de Belastingdienst/Toeslagen over de herziening van de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008. Eiseres had in 2007 een aanvraag ingediend voor kinderopvangtoeslag, die aanvankelijk was goedgekeurd. Echter, na een lange periode van inactiviteit van de Belastingdienst, werd in april 2014 het voorschot op de toeslag herzien naar nihil. Eiseres stelde dat zij tijdig alle benodigde informatie had aangeleverd en dat de herziening in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur, met name het rechtszekerheidsbeginsel.
De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst in dit geval in strijd heeft gehandeld met het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank benadrukte dat de termijn van vijf jaar voor herziening van toegekende tegemoetkomingen, zoals vastgelegd in artikel 21 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), was verstreken. De rechtbank stelde vast dat de Belastingdienst na het opvragen van informatie in juni 2009, zonder aanwijsbare reden, meer dan vier jaar had gewacht om aanvullende gegevens te vragen. Dit leidde tot de conclusie dat de herziening van het voorschot in 2014 niet meer mogelijk was.
De rechtbank vernietigde de beschikkingen van de Belastingdienst van 16 april 2014 en 20 mei 2014, en oordeelde dat de Belastingdienst in de proceskosten van eiseres moest worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid voor aanvragers van toeslagen en de noodzaak voor overheidsinstanties om tijdig te handelen in dergelijke zaken.