Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[A],
[B],
[C] c.s. B.V.,
1.De feiten
- de aandelen in het kapitaal van Quattrinaio B.V.;
- de vorderingen op ABN AMRO Bank N.V. en ASR Levensverzekering N.V.;
- de onverdeelde helft van de onroerende zaken aan de [adres 1] te [woonplaats], zijnde de woning van [A], [adres 2] te [woonplaats] en de [adres 3] te [woonplaats].
- de aandelen in Dinero Holding B.V;
- de vorderingen op de Coöperatie Coöperatieve Rabobank Den Haag en omgeving U.A., ING Bank N.V. en AEGON Spaarkas N.V.;
- de onverdeelde helft van de onroerende zaken aan de [adres 4] te [woonplaats], de woning van [B], en de [adres 5] te [woonplaats].
2.Het geschil
3.De beoordeling van het geschil
€ 29.929,60). Daarmee beliep de vordering van de curator ten tijde van de indiening van het beslagrekest een bedrag van in totaal € 981.559,90. Verhoogd overeenkomstig de landelijke beslagsyllabus moet die vordering worden begroot op € 1.207.871,88. Dit brengt redelijkerwijs mee dat voor zover voor die vordering voldoende zekerheid wordt gesteld de beslagen kunnen/moeten worden opgeheven ex artikel 705 lid 2 Rv.
€ 1,3 miljoen bedraagt. De curator heeft die waarden niet (voldoende) gemotiveerd weersproken, zodat van de juistheid ervan zal worden uitgegaan. In het kader van de afhandeling van de onderhavige kwestie kan echter niet worden uitgegaan van de markt-, respectievelijk WOZ-waarde van de woningen, maar moet de executiewaarde van de woningen in acht worden genomen. Deze zal redelijkerwijs worden gesteld op 80% van de markt- c.q. WOZ-waarde. Voorts is van belang dat [A] cs eigenaar zijn van de onverdeelde helft van de woningen. Een en ander betekent dat door het conservatoire beslag op de woning van [A] is getroffen een bedrag van € 740.000,--
(€ 4.350.000,-- x 80% = € 3.480.000,-- minus € 2.000.000,-- = € 1.480.000,-- ÷ 2 =
€ 740.000,-- ) en door het conservatoire beslag op de woning van [B] een bedrag van
€ 520.000,- (€ 1.300.000,-- x 80% = € 1.040.000,-- ÷ 2 = € 520.00,--).
€ 250.000,-- ligt dat anders, aangezien deze - naar moet worden aangenomen - kan worden ingeroepen bij veroordeling van [A] cs dan wel één van hen.
€ 250.000,--) en ten aanzien van [B] op een bedrag van € 770.000,-- (€ 520.000,-- +
€ 250.000,--). Aan de hand daarvan wordt dus niet voldoende zekerheid gesteld voor de vordering van de curator ad € 1.207.871,88.
4.De beslissing
€ 1.098--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 282,-- aan griffierecht;