In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. Het verzoek was ingediend door het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (LJ&R) namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. De minderjarige, die feitelijk bij de moeder verblijft, is onder toezicht gesteld en er was eerder een tijdelijke machtiging verleend voor uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van LJ&R aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een zorgelijke situatie, waarin de minderjarige betrokken is bij de conflicten tussen de ouders. Ondanks de heftige ruzies en incidenten, oordeelt de kinderrechter dat de gronden voor uithuisplaatsing niet voldoende aanwezig zijn. De kinderrechter benadrukt dat uithuisplaatsing als ultimum remedium moet worden beschouwd en dat alternatieve mogelijkheden voor de veiligheid van de minderjarige onvoldoende zijn onderzocht. Er is veel hulpverlening ingezet, maar deze trajecten zijn nog maar kortlopend.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er eerst andere maatregelen moeten worden overwogen, zoals het tijdelijk stopzetten van de omgang tussen de vader en de minderjarige, voordat tot uithuisplaatsing kan worden overgegaan. De kinderrechter wijst het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing af, met de mogelijkheid voor de ouders om aan de voorwaarden te voldoen voor terugplaatsing van de minderjarige. De beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone en kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten.