ECLI:NL:RBDHA:2014:13871

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2014
Publicatiedatum
14 november 2014
Zaaknummer
09/852182-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor bedreiging en veroordeling voor belediging van een raadslid in Alphen aan den Rijn

Op 14 november 2014 heeft de politierechter in de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en belediging van een raadslid. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 16 juli 2014 tijdens een overleg op het stadskantoor in Alphen aan den Rijn, waar de verdachte, een gemeenteraadslid, in een heftige confrontatie met het slachtoffer, een ander raadslid, verwikkeld raakte. De officier van justitie eiste een geldboete van € 400,-, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak voor beide feiten. De politierechter oordeelde dat de bedreigende uitspraken van de verdachte niet bewezen konden worden, omdat er onvoldoende bewijs was dat de woorden daadwerkelijk zijn geuit in een strafrechtelijke zin. De getuigenverklaringen waren niet eensluidend en de politierechter concludeerde dat de uitlatingen eerder de gemoedstoestand van de verdachte weerspiegelden dan dat ze als bedreiging konden worden gekwalificeerd.

Echter, de belediging werd wel bewezen geacht. De politierechter oordeelde dat de verdachte zich in het openbaar beledigend had uitgelaten tegenover het slachtoffer, wat in strijd was met de fatsoensnormen die in een politieke context verwacht worden. De verdachte had woorden gebruikt die onnodig grievend waren en had zich respectloos gedragen. De politierechter legde een geldboete van € 150,- op, met de bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal, dit zou worden omgezet in hechtenis voor drie dagen. De uitspraak benadrukte het belang van fatsoenlijk gedrag in de politiek, zelfs in emotioneel geladen situaties.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Politierechter
Parketnummer 09/852182-14
Datum uitspraak: 14 november 2014
De politierechter in de rechtbank Den Haag heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1941,
adres: [adres].

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 31 oktober 2014.
De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr R.J. Stoop, advocaat te Alphen aan den Rijn is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. M. Stolk heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 400,-, subsidiair 8 dagen hechtenis.
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak voor beide feiten.

De tenlastelegging.Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:1.

zij op of omstreeks 16 juli 2014 te Alphen aan den Rijn [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "ik kan je wel vermoorden, ik ga je vermoorden, ik ga weg anders vermoord ik je, ik doe je wat aan klerewijf", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
zij op of omstreeks 16 juli 2014 te Alphen aan den Rijn opzettelijk beledigend [slachtoffer], in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "vuile leugenaar en/of klerewijf en/of tyfuswijf", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Bewijsoverwegingen [1]
Op 16 juli 2014 heeft op het stadskantoor te Alphen aan den Rijn een overleg plaatsgevonden tussen vier fractievoorzitters – waaronder verdachte – en mevrouw [slachtoffer] in haar functie van voorzitter van de werkgeverscommissie vergezeld van de heer [getuige 1], eveneens lid van deze commissie. [2] Tijdens dit overleg heeft een confrontatie plaatsgevonden tussen verdachte en mevrouw [slachtoffer] (hierna aangeefster). Daarbij is verdachte zodanig wild van haar stoel is opgesprongen dat deze is omgevallen en heeft zij vervolgens woedend de ruimte verlaten. [3]
Vast staat dat zij daarbij naar aangeefster heeft gewezen en iets tegen aangeefster heeft geroepen. [4] De vraag die moet worden beantwoord is of zij aangeefster toen heeft bedreigd (feit 1) en beledigd (feit 2).
Bij de beoordeling stelt de politierechter voorop dat wanneer het – zoals hier – gaat om een korte, heftige confrontatie, de herinneringen van de daarbij aanwezigen aan wat er precies is gezegd meestal op onderdelen afwijken. Dat betekent niet dat iemand liegt maar dat hij of zij het zich simpelweg anders herinnert. Ook in dit dossier is geen sprake van eensluidende verklaringen.
Was sprake van bedreiging?
Uit de aangifte blijkt zonder meer dat aangeefster de confrontatie met verdachte als zeer bedreigend heeft ervaren. Zij heeft verdachte horen zeggen “ik kan je wel vermoorden, ik ga je vermoorden, ik ga weg anders vermoord ik je
,tyfuswijf” [5] . Slechts een van de getuigen heeft verklaard dat hij verdachte heeft horen roepen “ik kan je wel vermoorden”. Met de verdediging is de politierechter van oordeel dat deze uitlating eerder een gemoedstoestand aangeeft dan dat sprake is van een bedreiging in strafrechtelijke zin. Nu geen van de andere aanwezigen heeft gehoord dat verdachte een of meer bedreigingen heeft geuit, dient bij gebrek aan bewijs, vrijspraak te volgen.
Was sprake van belediging?
Er is sprake van belediging in strafrechtelijke zin indien het gaat om een uiting over een persoon in het openbaar die onnodig grievend is en iemand aantast in zijn waardigheid. Vast staat dat de uitlatingen zijn gedaan ten overstaan van vier andere aanwezigen. Anders dan de verdediging is de politierechter van oordeel dat daarmee sprake is van een uiting in het openbaar.
De vraag is vervolgens wat er precies gezegd is. Zoals al overwogen is in dit dossier geen sprake van eensluidende verklaringen. Wel kan uit hetgeen er is verklaard de sfeer en de inhoud van de boodschap worden afgeleid.
Volgens verdachte heeft zij tegen aangeefster geroepen “wat ben je toch een gemeen leugenachtig rotwijf” [6] . Volgens aangeefster zou verdachte echter hebben gezegd: “je bent een klerewijf, je bent een tyfuswijf” [7] . Twee van de andere aanwezigen verklaren verder dat verdachte woorden heeft gebruikt als “kutwijf”, “gemeen loeder” en “teringwijf”. [8]
Een derde aanwezige heeft haar horen zeggen “leugenachtig wijf”. [9]
Gelet hierop is de politierechter van oordeel dat verdachte tegen aangeefster niet alleen heeft gezegd dat zij een “gemeen leugenachtig rotwijf” was maar ook woorden als “klerewijf”, “kutwijf” of “teringwijf” en “leugenachtig wijf” heeft gebruikt. Hierbij gaat het zonder meer om bewoordingen die naar hun aard beledigend zijn. De manier waarop verdachte zich daarbij ten overstaan van alle aanwezigen heeft gedragen – wijzen naar aangeefster – kan worden afgeleid dat verdachte op dat moment ook het opzet had om aangeefster te beledigen.
Dit betekent dat de politierechter wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte
op 16 juli 2014 te Alphen aan den Rijn opzettelijk beledigend [slachtoffer], in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "vuile leugenaar en/of klerewijf en/of tyfuswijf", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Is het bewezenverklaarde feit strafbaar?
De verdediging heeft aangevoerd dat het niet gaat om een strafbare belediging. In het politieke debat laten de deelnemers zich per definitie kritisch uit over politieke tegenstanders en die moeten dan ook over enig incasseringsvermogen beschikken.
Dit verweer wordt verworpen. Naar het oordeel van de politierechter gaat het hier niet om een kritische uiting als onderdeel van een politiek debat maar om iemand die woedend is en al scheldend op haar opponent wegloopt uit dat debat. De politierechter ziet niet hoe op deze wijze een bijdrage kan worden geleverd aan dat debat. Dat zij woedend was, blijkt duidelijk uit het dossier. Dat zij vond dat aangeefster niet de waarheid sprak, wil de politierechter nog wel aannemen. Ook in die situatie heeft zij zich echter in het bijzijn van anderen onnodig grievend uitgelaten tegenover aangeefster.
De verdediging is ook van mening dat de uitlatingen van verdachte moeten worden gezien als kritiek op het bestuurlijk handelen van aangeefster. In onze democratie mogen daaraan geen beperkingen worden gesteld, aldus nog steeds de verdediging.
Dit verweer wordt eveneens verworpen. Ook binnen de setting van het politieke debat – en misschien juist wel daar – dienen door personen met een publieke functie zoals verdachte fatsoensnormen in acht genomen te worden. Door de wijze waarop verdachte zich in woord en gedrag tegenover aangeefster heeft opgesteld, heeft zij die normen overschreden.
Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.
Is verdachte ook strafbaar?
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die strafbaarheid uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering.

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tijdens een informeel overleg dat door aangeefster werd voorgezeten ten overstaan van mede gemeenteraadsleden/fractievoorzitters beledigend uitgelaten tegen aangeefster. Daarmee heeft zij aangeefster respectloos behandeld.
Gebleken is dat deze zaak veel aandacht heeft gekregen in de media in Alphen en omgeving en dat zowel verdachte als aangeefster daaronder hebben geleden. Aangeefster heeft in dit verband aangegeven dat zij haar raadswerk niet meer met plezier doet. De politierechter moet constateren dat eigenlijk alleen maar sprake is van verliezers. Het is dan ook jammer dat een mediation traject tussen verdachte en aangeefster niet van de grond is gekomen.
Verdachte is 70+ en heeft geen relevant strafblad. Zij heeft over zichzelf verteld dat zij het hart op de tong heeft en de waarheid zegt. Uit het dossier komt naar voren dat zij dat vrij ongeremd doet, zich daarbij grof kan uiten en in haar woordgebruik vaak te ver gaat. Blijkbaar is daar binnen de gemeenteraad tot op heden op gereageerd met “ach, het is [verdachte] maar”. Dat verklaart mogelijk waarom verdachte zich nu feitelijk (ook) slachtoffer voelt en heeft geweigerd aangeefster excuses aan te bieden. Verdachte dient zich echter te realiseren dat zij onnodig kwetsend is geweest in haar woordkeuze en dat niemand – ook niet binnen de politiek – dat van haar hoeft te accepteren.
Alles afwegende – en kijkend naar hetgeen in soortgelijke gevallen wordt opgelegd – acht de politierechter een geldboete van beperkte omvang passend en geboden. Daarbij is rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 23, 24, 24a en 266 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing.

De politierechter,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

belediging

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een geldboete van € 150, -;

bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 3 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, politierechter,
in tegenwoordigheid van W.G. Terwel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van 14 november 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt bedoeld een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal registratienummer PL1500-2014161763 van politie eenheid Den Haag, HLM District Gouwe IJssel, HLM team Opsporing Opvang D2, p. 001-038;
2.Proces-verbaal aangifte, p. 15; proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 31 oktober 2014 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte;
3.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], p. 31; proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 31 oktober 2014 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte;
4.Proces-verbaal aangifte, p. 16; proces-verbaal verhoor getuige, p.24;
5.Proces-verbaal aangifte, p.16;
6.proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 31 oktober 2014 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte;
7.Proces-verbaal aangifte, p.16;
8.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p 24; proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], p. 36;
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2]. p. 31.