Op 14 november 2014 heeft de politierechter in de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en belediging van een raadslid. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 16 juli 2014 tijdens een overleg op het stadskantoor in Alphen aan den Rijn, waar de verdachte, een gemeenteraadslid, in een heftige confrontatie met het slachtoffer, een ander raadslid, verwikkeld raakte. De officier van justitie eiste een geldboete van € 400,-, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak voor beide feiten. De politierechter oordeelde dat de bedreigende uitspraken van de verdachte niet bewezen konden worden, omdat er onvoldoende bewijs was dat de woorden daadwerkelijk zijn geuit in een strafrechtelijke zin. De getuigenverklaringen waren niet eensluidend en de politierechter concludeerde dat de uitlatingen eerder de gemoedstoestand van de verdachte weerspiegelden dan dat ze als bedreiging konden worden gekwalificeerd.
Echter, de belediging werd wel bewezen geacht. De politierechter oordeelde dat de verdachte zich in het openbaar beledigend had uitgelaten tegenover het slachtoffer, wat in strijd was met de fatsoensnormen die in een politieke context verwacht worden. De verdachte had woorden gebruikt die onnodig grievend waren en had zich respectloos gedragen. De politierechter legde een geldboete van € 150,- op, met de bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal, dit zou worden omgezet in hechtenis voor drie dagen. De uitspraak benadrukte het belang van fatsoenlijk gedrag in de politiek, zelfs in emotioneel geladen situaties.