In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2014 een beschikking gegeven in het kader van een verzoekschrift dat op 4 april 2014 was ingediend door de verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.F. Hoff. De verzoekster vroeg om een verklaring van rechtsvermoeden van overlijden van haar vermiste partner, die geboren is in de Democratische Republiek Congo. De rechtbank had eerder, op 12 mei 2014, de verzoekster bevolen om de vermiste op te roepen om te verschijnen ter terechtzitting op 15 september 2014, met de verplichting om deze oproep te publiceren in een landelijk dagblad in Congo en in de Nederlandse Staatscourant.
Op de zitting van 15 september 2014 is niemand verschenen, en de rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende brieven van de verzoekster en haar dochter. De verzoekster heeft aangegeven dat zij geen bewijs heeft kunnen leveren van de plaatsing van de advertentie in het Congolese dagblad Le Potentiel, ondanks haar inspanningen. De rechtbank heeft overwogen dat de verzoekster in bewijsnood verkeert en dat zij de gelegenheid moet krijgen om deze bewijsnood nader te onderbouwen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek aangehouden en een nieuwe zitting bepaald op 1 december 2014, waarbij de verzoekster in de gelegenheid wordt gesteld om alternatieven voor de oproep te bespreken, zoals het doen van een oproep per radio.
De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de behandeling van het verzoek voortgezet zal worden en dat deze beschikking geldt als oproeping voor de volgende zitting. De beschikking is gegeven door de rechters M.T. Nijhuis, W.G. de Boer en S.M. Westerhuis-Evers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.