Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 november 2014 in de zaak tussen
[eiser], te [eiser], eiser
de minister van Defensie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“de definitieve mate van invaliditeit of de mate van arbeidsongeschiktheid”volgt dat het zowel bij de invaliditeit als de mate van arbeidsongeschiktheid gaat om de “definitieve mate”. Volgens eiser betekent dit dat de definitieve WIA-beslissing had moeten worden afgewacht. Subsidiair wijst eiser op r.o. 4.6 van de uitspraak van deze rechtbank van 14 mei 2014 (ECLI:NL:RBDH:2014:5845) waarin de relatie wordt gelegd tussen de definitieve mate van invaliditeit en de aanwezigheid van arbeidsongeschiktheid op dat moment. Volgens eiser dient bij een later dan 1 juni 2012 vastgestelde mate van invaliditeit bezien te worden wat de mate van arbeidsongeschiktheid is. Dit laat naar de mening van eiser ruimte voor het waarderen van de mate van arbeidsongeschiktheid na 1 juni 2012. Uiteindelijk is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 59,53. Dit percentage valt in de WIA-bracket van 35 tot 80%. Ten slotte doet eiser een beroep op de hardheidsclausule neergelegd in artikel 22 van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen (Besluit AO/IV).
14 mei 2014 (ECLI:RBDHA:2014:5845) ook al gewezen.