ECLI:NL:RBDHA:2014:13360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 3125
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kinderopvangtoeslag 2011: rechtsgeldigheid overeenkomst tussen ouder en gastouderbureau

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2011. Eiseres, die gebruik maakte van gastouderbureau X, had bezwaar gemaakt tegen de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst/Toeslagen had het voorschot herzien en uiteindelijk vastgesteld op nihil. Eiseres stelde dat zij recht had op kinderopvangtoeslag, omdat het contract met het gastouderbureau voldeed aan de eisen. Echter, de rechtbank oordeelde dat er geen rechtsgeldige overeenkomst was gesloten, omdat eiseres zowel de ouder als de houder van het gastouderbureau was. Dit was in strijd met artikel 1.52 van de Wet kinderopvang (Wko), dat vereist dat er een schriftelijke overeenkomst bestaat tussen de houder en de ouder. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor toekenning van de kinderopvangtoeslag voor de periode van 1 januari tot en met 28 februari 2011, aangezien het gastouderbureau pas per 15 februari 2011 geregistreerd was.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat de eerdere beslissing van de Belastingdienst niet in strijd was met de wet. De rechtbank benadrukte dat de rechtsgeldigheid van de overeenkomst cruciaal was voor de toekenning van de toeslag. De uitspraak werd gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, in aanwezigheid van griffier mr. F. Andrea, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 14/3125

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2014 in de zaak tussen

[Y], wonende te [P], eiseres

(gemachtigde: [A]),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor [Q], verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de herziening voorschot kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2011 van 28 april 2012 ([nummer1]).
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de herziening voorschot kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2011 van 31 mei 2012 ([nummer2]).
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 12 maart 2014 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft binnen tien dagen vóór de zitting het verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2014 te Den Haag.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde [A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [B].
Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij het verweerschrift heeft ontvangen en er geen bezwaar tegen te hebben om het bij de gedingstukken te voegen.

Overwegingen

Feiten
1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2. Eiseres heeft gedurende 2011 gebruik gemaakt van gastouderbureau [X]. Gastouderbureau [X] staat per 15 februari 2011 geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang. Gastouderbureau [X] is een eenmanszaak, waarvan eiseres houder is.
3. Met dagtekening 4 december 2010 is aan eiseres voor het berekeningsjaar 2011 een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend van € 24.825.
4. Het voorschot kinderopvangtoeslag is achtereenvolgens herzien tot een bedrag van € 26.421 (dagtekening 11 februari 2011, 2 maart 2011, 17 maart 2011 en 7 mei 2011),
€ 4.403 (dagtekening 28 april 2012 ), € 24.290 (dagtekening 18 mei 2012) en € 0 (dagtekening 31 mei 2012).
5. Met dagtekening 27 mei 2014 is de kinderopvangtoeslag definitief vastgesteld op nihil.

Geschil

6. In geschil is of verweerder op juiste gronden de kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2011 definitief heeft op nihil.
7
.Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij recht heeft op kinderopvangtoeslag. Het contract met het gastouderbureau voldoet volgens haar aan de gestelde eisen. Zij heeft ook inkomsten uit werk gehad.
8. Verweerder neemt het standpunt in dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Verweerder concludeert dat het gastouderbureau, waar eiseres het gehele jaar gebruik van maakte, niet geregistreerd was in het Landelijk Register Kinderopvang tot
15 februari 2011. Daarnaast concludeert verweerder dat de overeenkomst die is gesloten tussen het gastouderbureau en eiseres niet aan de wettelijke voorwaarden voldoet, daar eiseres zowel de ouder als de houder van het gastouderbureau is.
9. Aangezien met de definitieve berekening kinderopvangtoeslag van 27 mei 2014 niet tegemoetgekomen is aan de bezwaren van eiseres, wordt ingevolge het bepaalde in artikel 6:19 lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep mede geacht te zijn gericht tegen de beschikking van 27 mei 2013.
10. Ingevolge artikel 1.5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het rijk, indien het betreft een gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. In het Landelijk Register Kinderopvang staat gastouderbureau [X] per 15 februari 2011 geregistreerd. De rechtbank oordeelt derhalve dat voor de periode van 1 januari 2011 tot 15 februari 2011 niet aan de voorwaarden van artikel 1.5 Wko wordt voldaan en er hiermee geen recht op kinderopvangtoeslag bestaat voor de periode van 1 januari tot en met 28 februari.
11. Ingevolge artikel 1.52 van de Wko geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
12. Gedurende het jaar 2011 maakt eiseres gebruik van gastouderbureau [X], een eenmanszaak die door eiseres zelf wordt gehouden. De overeenkomst tussen het gastouderbureau en de vraagouder is getekend door enerzijds eiseres als vraagouder en anderzijds als houder van het gastouderbureau. Zoals is bepaald in de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 augustus 2012
(ECLI:NL:RVS:2012:BX3308), kan een persoon als houder van een gastouderbureau, zijnde een eenmanszaak niet los worden gezien van diezelfde persoon als ouder. Er is geen rechtsgeldige overeenkomst in de zin van artikel 1.52 van de Wko gesloten, wanneer de ouder en de houder van het gastouderbureau één en dezelfde persoon zijn. Daarmee voldoet eiseres niet aan de voorwaarden die worden gesteld aan toekenning van kinderopvangtoeslag. Al hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd kan hier niet aan afdoen.
13. Ter informatie van eiseres merkt de rechtbank op dat verweerder ten onrechte bij brief van 17 juli 2014 eiseres een verzoek heeft gestuurd om uitstel voor het beslissen op bezwaar, omdat er al een beslissing op bezwaar genomen was. Dit kan echter niet leiden tot een andere uitkomst.
14. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Andrea, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2014.