ECLI:NL:RBDHA:2014:13358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 3121
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag 2009 wegens niet-geregistreerd gastouderbureau

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de herziening van de kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2009. Eiseres, die gebruik maakte van de diensten van gastouderbureau [Y] B.V., had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Belastingdienst/Toeslagen om de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag te herzien tot nihil. De Belastingdienst stelde dat het gastouderbureau niet geregistreerd was bij de gemeente [Y], wat een voorwaarde is voor het recht op kinderopvangtoeslag volgens de Wet kinderopvang en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen bewijs heeft overgelegd waaruit blijkt dat het gastouderbureau geregistreerd was. Bovendien was eiseres, die werd bijgestaan door haar vader als gemachtigde, op de hoogte van de registratie van het gastouderbureau, aangezien haar vader de houder was. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst op goede gronden de kinderopvangtoeslag had herzien, omdat eiseres wist of behoorde te weten dat zij geen recht had op de toeslag.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van registratie van gastouderbureaus en de verantwoordelijkheden van ouders in het aanvragen van kinderopvangtoeslag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 14/3121

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2014 in de zaak tussen

[X], wonende te [P], eiseres

(gemachtigde: [A]),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor [Q], verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de herziening van de definitieve berekening kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2009 van 31 mei 2012 ([nummer]).
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 12 maart 2014 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft binnen tien dagen vóór de zitting het verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2014 te Den Haag.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde [A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [B].
Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij het verweerschrift heeft ontvangen en er geen bezwaar tegen te hebben om het bij de gedingstukken te voegen.

Overwegingen

Feiten
1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2. Met dagtekening 23 december 2008 heeft verweerder aan eiseres voor het berekeningsjaar 2009 een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend van € 15.385.
3. Met dagtekening 11 oktober 2011 is het voorschot kinderopvangtoeslag definitief vastgesteld op € 15.385.
4. Met dagtekening 31 mei 2012 is de definitief vastgestelde kinderopvangtoeslag herzien tot nihil.

Geschil

5.In geschil is of verweerder op juiste gronden de definitieve berekening kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2009 heeft kunnen herzien tot nihil.
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij recht heeft op kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2009. Zij stelt zich op het standpunt dat gastouderbureau
[Y] B.V., waar zij gebruik van maakt in 2009, geregistreerd was in het register van de [gemeente Y].
7. Verweerder heeft het standpunt van eiseres gemotiveerd weersproken en neemt het standpunt in dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Daarnaast is verweerder van mening dat hij op grond van artikel 21 lid 1 sub b van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir) gerechtigd is om de definitieve berekening te herzien omdat eiseres wist dan wel behoorde te weten dat zij geen recht had op kinderopvangtoeslag, aangezien het gastouderbureau, waarvan haar vader de houder was, niet geregistreerd was.
Beoordeling van het geschil
8. Ingevolge artikel 5 lid 1 van de Wet kinderopvang (Wko) heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
9. Op grond van het eerste lid van artikel 21 van de Awir kan de Belastingdienst/Toeslagen een toegekende tegemoetkoming herzien:
op grond van feiten of omstandigheden waarvan de Belastingdienst/Toeslagen bij de toekenning redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming vermoedelijk tot een te hoog bedrag is toegekend, of
indien de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is toegekend en de belanghebbende of zijn partner dit wist of behoorde te weten.
10. Verweerder voert aan dat Gastouderbureau [Y] B.V. niet geregistreerd is bij de [gemeente Y] gedurende het jaar 2009. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen documenten heeft overgelegd, waaruit de registratie van het gastouderbureau in het register van de [gemeente Y] blijkt. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat niet aan het vereiste in artikel 5, eerste lid, van de Wko, dat sprake moet zijn van een geregistreerd gastouderbureau, is voldaan. Derhalve bestaat er geen aanspraak op kinderopvangtoeslag.
11. Vervolgens staat de rechtbank voor de vraag of verweerder op grond van artikel 21 en met name op grond van het eerste lid, aanhef en letter b, van de Awir de definitieve berekening heeft kunnen herzien tot nihil, omdat eiseres wist of behoorde te weten dat de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag was toegekend.
12. De rechtbank is van oordeel dat eiseres gelet op hetgeen onder 10 is overwogen ten tijde hier van belang, wist of behoorde te weten dat zij geen aanspraak kon maken op kinderopvangtoeslag. Niet aannemelijk is dat eiseres niet op de hoogte was van de registratie van het gastouderbureau, nu haar vader, die tevens als haar gemachtigde optreedt, destijds de houder van het gastouderbureau was.
13. Gelet op het voorgaande heeft verweerder op goede gronden het voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 kunnen herzien tot nihil. Derhalve moet het beroep ongegrond worden verklaard.
Proceskosten
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Andrea, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2014.