ECLI:NL:RBDHA:2014:13185

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
14/7462
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen uitzetting naar Nigeria

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die op 2 april 2014 zou worden uitgezet naar Lagos, Nigeria, had bezwaar gemaakt tegen het terugkeerbesluit dat op 24 januari 2014 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was genomen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om de uitzetting uit te stellen totdat er op zijn bezwaar was beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet verplicht was om hoger beroep in te stellen tegen de eerdere uitspraak van 13 maart 2014, waarin zijn beroep tegen het terugkeerbesluit ongegrond was verklaard. De termijn voor het instellen van hoger beroep was nog niet verstreken, maar de voorzieningenrechter zag geen reden om zich onbevoegd te verklaren.

De voorzieningenrechter behandelde ook het verzoek om vrijstelling van het griffierecht, maar oordeelde dat dit verzoek te laat was ingediend en niet relevant voor de huidige procedure. De rechter benadrukte dat verzoeker niet had aangetoond dat hij niet in staat was het griffierecht te betalen. Verder werd vastgesteld dat de staatssecretaris bevoegd was om verzoeker uit te zetten, gezien het terugkeerbesluit en de ongegrondverklaring van het beroep tegen dat besluit. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen nieuwe feiten waren die de uitzetting in de weg stonden en wees het verzoek om voorlopige voorziening af als kennelijk ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door mr. B. van Velzen, in aanwezigheid van griffier M.G. den Ambtman, en er werd geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld. De beslissing werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: AWB 14/7462, [nummer]
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 maart 2014 als bedoeld in artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen
[verzoeker],
gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 27 maart 2014 bezwaar gemaakt tegen de mededeling van verweerder dat verzoeker op 2 april 2014 wordt uitgezet naar Lagos, Nigeria.
Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege blijft totdat op het bezwaar tegen de feitelijke uitzettingshandeling is beslist.
De voorziening heeft met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Op 24 januari 2014 heeft verweerder een terugkeerbesluit tegen verzoeker uitgevaardigd. Dat terugkeerbesluit omvat tevens een inreisverbod voor de duur van twee jaar. Bij uitspraak van 13 maart 2014 (zaaknummer AWB 14/3339) heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van verzoeker tegen het besluit van 24 januari 2014 ongegrond verklaard.
De meest gerede manier om de voorgenomen uitzetting van verzoeker aan te vechten, is het instellen van hoger beroep tegen de uitspraak van 13 maart 2014 en het vragen van een voorlopige voorziening hangende dat hoger beroep. Verzoeker is daartoe echter niet gehouden, omdat het instellen van hoger beroep een mogelijkheid is en geen verplichting. Overigens is de uitspraak van 13 maart 2014 pas op 25 maart 2014 verzonden, zodat de termijn voor het instellen van hoger beroep verstrijkt op 22 april 2014. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen reden om zich onbevoegd te verklaren tot kennisneming van het verzoek.
2.
Het in het verzoekschrift neergelegde verzoek om vrijstelling van het griffierecht in zaak AWB 14/3339 is te laat ingediend – de rechtbank heeft immers al uitspraak gedaan – en niet ter zake dienend in de onderhavige procedure. Voor zover verzoeker heeft bedoeld te stellen dat in deze zaak geen griffierecht mag worden geheven, volgt de voorzieningenrechter hem daarin niet. Het heffen van griffierecht in een procedure als hier aan de orde is als zodanig niet in strijd met de door verzoeker ingeroepen bepalingen. Voorts heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is het verschuldigde griffierecht te voldoen. Dat verzoeker in het terugkeerbesluit is tegengeworpen dat hij niet beschikt over voldoende middelen van bestaan, is daartoe onvoldoende. Onder voldoende middelen wordt in dat verband verstaan: voldoende middelen om de terugreis naar Nigeria en het verblijf in Nederland tot aan die terugreis te betalen. Daarmee is een beduidend hoger geldbedrag gemoeid dan het griffierecht dat geldt voor deze procedure.
3.
Gelet op het terugkeerbesluit van 24 januari 2014 en de ongegrondverklaring van het beroep tegen dat besluit is verweerder bevoegd verzoeker uit te zetten. Alles wat verzoeker aanvoert tegen zijn feitelijke uitzetting heeft hij ook aangevoerd of kunnen aanvoeren tegen het terugkeerbesluit (en het inreisverbod). Zo is de rechtbank in haar uitspraak van 13 maart 2014 ingegaan op het betoog van verzoeker over zijn gezinsleven in Nederland en de belangen van zijn kind in Nederland. Het verzoekschrift geeft geen blijk van nieuwe feiten die in de weg staan aan verzoekers uitzetting. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom als kennelijk ongegrond afgewezen.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.