ECLI:NL:RBDHA:2014:13130

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2014
Publicatiedatum
28 oktober 2014
Zaaknummer
FA RK 14-5205 en C/09/469305 (internationale kinderontvoering, zaak I) FA RK 14-7959 en C/09/475121
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en omgangsregeling tussen ouders van minderjarigen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2014, betreft het een verzoek tot teruggeleiding van minderjarigen in het kader van internationale kinderontvoering. De vader, wonende in Duitsland, heeft verzocht om de onmiddellijke terugkeer van zijn kinderen, die zonder zijn toestemming naar Nederland zijn gebracht door de moeder, die oorspronkelijk uit Ierland komt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen zich op het moment van indiening van het verzoek in Nederland bevonden, en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen op basis van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de moeder geen toestemming had van de vader om de kinderen naar Nederland te brengen, wat de ongeoorloofdheid van de vasthouding bevestigt.

De rechtbank heeft ook de verzoeken van de moeder om een internationale omgangsregeling beoordeeld. Partijen hebben overeenstemming bereikt over de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder in Ierland, en de rechtbank heeft deze regeling vastgelegd. De omgangsregeling omvat afspraken over vakanties en weekendverblijven bij de vader in Duitsland. De rechtbank heeft bepaald dat de kosten van de reizen voor de vader zijn, terwijl de moeder verantwoordelijk is voor de reiskosten naar het vliegveld in Ierland. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader tot teruggeleiding afgewezen, maar heeft de afspraken over de omgangsregeling en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bevestigd.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de aard van de procedure, en heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen hebben het recht om binnen twee weken hoger beroep aan te tekenen.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG
Meervoudige Kamer
Rekest- en zaanummer: FA RK 14-5205 en C/09/469305 (internationale kinderontvoering, zaak I)
FA RK 14-7959 en C/09/475121 (internationale omgangsregeling, zaak II)
Datum beschikking: 17 oktober 2014

Internationale kinderontvoering & internationale omgangsregeling

Beschikking op het op 7 juli 2014 ingekomen verzoek (zaak I) van:

[de vader],

de vader,
wonende te Duitsland,
advocaat: mr. M. E. Tuinman te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder],

de moeder,
ten tijde van de indiening van het verzoek wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. J. Mulder te 's-Gravenhage.

Beschikking op het op 3 oktober 2014 ingekomen verzoek (zaak II) van:

[de moeder],

de moeder,
ten tijde van de indiening van het verzoek wonende te [woonplaats] (Ierland),
advocaat: mr. J. Mulder te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader],

de vader,
wonende te Duitsland,
advocaat: mr. M. E. Tuinman te 's-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift van de vader (zaak I).
Op 17 juli 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de advocaat van de moeder;
  • namens de Raad voor de Kinderbescherming: mevrouw Soutendijk en mevrouw
Hompert.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Het betrof hier een regiezitting met het oog op crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. J. Brandt. De behandeling ter terechtzitting is aangehouden.
Na genoemde regiezitting hebben de vader en de moeder getracht door middel van crossborder mediation, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, tot een minnelijke regeling te komen. Het Mediation Bureau heeft de rechtbank bericht dat de mediation tussen partijen niet is geslaagd.
De rechtbank heeft voorts de volgende stukken ontvangen:
  • het verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek;
  • de brief d.d. 19 september 2014, met bijlagen, van de zijde van de vader.
De minderjarigen zijn op 22 september 2014 in raadkamer, in bijzijn van een tolk, gehoord.
Op 22 september 2014 is de behandeling ter terechtzitting van de meervoudige kamer voortgezet. Hierbij zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk.
Bij brief d.d. 30 september 2014 heeft de advocaat van de man de rechtbank bericht dat het partijen niet gelukt is de afspraken neer te leggen in een gezamenlijk verzoekschrift. Zij hebben afgesproken dat de vrouw een aanvullend verzoekschrift zal indienen en de man hierop een reactie (verweerschrift) zal formuleren.
De rechtbank heeft nadien nog ontvangen:
  • (aanvullend) verzoekschrift van de zijde van de vrouw (zaak II);
  • verweerschrift van de man, tevens houdende zelfstandig verzoekschrift, naar
aanleiding van het aanvullend verzoekschrift van de vrouw.

Verzoek en verweer

In
zaak I(internationale kinderontvoering) heeft de vader verzocht:
met toepassing van artikel 13 van de Uitvoeringswet internationale
kinderontvoering (hierna: de Uitvoeringswet), de onmiddellijke terugkeer te bevelen van de minderjarigen:
- [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]; en
- [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
althans de terugkeer van de minderjarigen vóór een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum te bevelen, met dien verstande dat de minderjarigen met de benodigde reisdocumenten op een door de rechtbank te bepalen datum aan de vader worden afgegeven, zodat hij de minderjarigen mee kan nemen naar Duitsland;
de moeder te veroordelen tot betaling van de kosten aan de vader als bedoeld in
artikel 26 lid 4 van het Verdrag en artikel 13 lid (…) van de Uitvoeringswet,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft zij zelfstandig verzocht de vader op grond van artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te veroordelen in de proceskosten, waarbij de rechtbank de vader veroordeelt om aan de moeder een bedrag van € 965,71 te betalen, zijnde alle reiskosten van de moeder en de minderjarigen in het kader van deze procedure.
In
zaak II(internationale omgangsregeling) heeft de moeder verzocht:
te bepalen dat de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de moeder in Ierland zullen hebben;
te bepalen dat de minderjarigen buiten de schoolvakanties om het weekend van vrijdag na school (zodra de vader in Ierland is geland) tot en met die zondag na het avondeten bij de vader zullen verblijven, waarbij de vader de minderjarigen bij de moeder op een nader overeen te komen ophaalplek dan wel bij de moeder thuis ophaalt en weer bij de moeder om uiterlijk 21.00 uur terugbrengt;
te bepalen dat de vakanties bij helfte zullen worden verdeeld op de navolgende wijze:
a.
zomervakanties:bij helfte tussen partijen;
b.
herfstvakanties:het ene jaar bij de moeder en andere jaar bij de vader, om en om. In het jaar 2014 zullen de minderjarigen gedurende de herfstvakantie van 28 oktober tot en met2 november bij de vader in Duitsland verblijven. de vader zal de minderjarigen bij de moeder in Nederland ophalen en weer hier terugbrengen. In het jaar 2015 zullen de minderjarigen bij de moeder verblijven.
c.
kerstvakanties:de kerstvakantie bestaat in principe uit twee weken. Week 1 en week 2 zullen ieder jaar tussen partijen worden gewisseld. In het jaar 2014 zullen de minderjarigen van 19 december tot en met 28 december bij de vader verblijven. gedurende de overige dagen van de vakantie verblijven de minderjarigen bij de moeder. De vader zal zorgdragen voor terugkeer van de minderjarigen naar de moeder op 28 december. In het jaar 2015 zullen de minderjarigen 26 december tot en met 3 januari 2016 bij de vader verblijven. Gedurende de overige dagen van de vakantie verblijven de minderjarigen bij de moeder. De vader zal zorgdragen voor terugkeer van de minderjarigen naar de moeder op 3 januari. Alle overige jaren worden verdeeld conform bovenstaand schema.
d.
Pasen:de minderjarigen verblijven ieder jaar twee weken bij de vader.
e.
halen en brengen van de minderjarigen: indien de minderjarigen voor een vakantie naar de vader in Duitsland of ergens anders zullen gaan, zal de moeder in beginsel de minderjarigen naar het vliegveld van Cork en/of Kerry brengen. De vader zal de minderjarigen alsdan op het vliegveld waar de minderjarigen landen ophalen. Indien de moeder gedurende een vakantie met de minderjarigen reeds in Nederland aanwezig is en indien de moeder dit uiterlijk 28 dagen vóór aanvang van de vakantie aan de vader kenbaar heeft gemaakt, zal de vader de minderjarigen in overleg met de moeder in Nederland ophalen. Beide partijen zullen ervoor zorgen dat de minderjarigen over en weer tijdig worden teruggebracht bij de andere ouder.
f. te bepalen dat de reiskosten van de vader en de reiskosten van de minderjarigen voor rekening van de vader komen;
g. te bepalen dat de moeder de reiskosten van en naar het vliegveld te Cork en/of Kerry voor haar rekening neemt.
4. te bepalen dat de vader voor de reguliere weekendregeling uiterlijk een week vooraf aan de moeder kenbaar zal maken wanneer en op welk tijdstip hij de minderjarigen zal ophalen. De vader zal dit doen door zijn vluchtgegevens aan de moeder te doen toekomen;
5. te bepalen dat partijen elkaar uiterlijk 28 dagen vóór aanvang van een voorgenomen vakantie op de hoogte zullen brengen middels het kenbaar maken van vluchtgegevens.
De vader refereert zich ten aanzien van de verzoeken 1, 2, 3 (sub a, c, d, f) en 4 en 5 van de vrouw aan het oordeel van de rechtbank. Voorts verzoekt de vader ten aanzien van de vakanties:
  • herfstvakanties:de minderjarigen verblijven het ene jaar bij de moeder en het andere jaar bij de vader, om en om. In het jaar 2014 zullen de minderjarigen gedurende de herfstvakantie vanaf vrijdag 24 oktober 2014 na school ofwel vanaf zaterdag 25 oktober 2014 tot zaterdag 1 november 2014 of zondag 2 november 2014 bij de vader verblijven. De vader zal de minderjarigen van het vliegveld te Hamburg of Berlijn (Duitsland) ophalen en weer naar het vliegveld te Hamburg of Berlijn terugbrengen en de moeder zal de minderjarigen van/naar het vliegveld te Dublin (Ierland) brengen/halen. In het najaar 2015 zullen de minderjarigen bij de moeder verblijven;
  • halen en brengen van de minderjarigen:indien de minderjarigen voor een vakantie naar de vader zullen gaan, zal de vader verantwoordelijk zijn voor het boeken van vliegtickets en zal hij de kosten van de vliegtickets voor zijn rekening nemen, de moeder zal de minderjarigen op haar kosten brengen/ halen naar het vliegveld te Dublin, Cork of Kerry afhankelijk van de door de vader geboekte vlucht, de vader zal de minderjarigen halen/brengen van/naar het vliegveld waar de minderjarigen landen. Beide partijen zullen zorgen dat de minderjarigen over en weer tijdig worden teruggebracht naar de andere ouder.;
  • reiskosten van de moeder:te bepalen dat de moeder de reiskosten van en naar het vliegveld te Cork, Kerry en/of Dublin voor haar rekening zal nemen;
  • reisdocumentatie:te bepalen dat de moeder alle benodigde reisdocumentatie (paspoorten/identiteitsbewijzen van de minderjarigen) aan de minderjarigen zal meegeven alsmede haar eigen paspoort/identiteitsbewijs mee zal nemen naar het vliegveld als de minderjarigen gaan reizen en tijdig alle beschikbare toestemmingsformulieren ondertekend en gedateerd aan de vader zal doen toekomen;
en overigens te bepalen:
  • informatie en consultatie:dat de moeder aan de vader de contactgegevens van de minderjarigen (adres, telefoonnummer, Skype-contact) zal toesturen;
  • dat de minderjarigen en de vader vrij contact via what’s app, telefoon en Skype kunnen hebben, behoudens tijdens schooltijden;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

- Uit de moeder zijn geboren de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]; en
- [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
die door de vader zijn erkend.
- De vader heeft de Britse nationaliteit. De moeder en de minderjarigen hebben de Ierse nationaliteit.
- Partijen zijn in 2004 naar Duitsland verhuisd en op [datum huwelijk] te[plaats huwelijk] (Duitsland) met elkaar gehuwd.
- In augustus 2006 zijn partijen met de minderjarigen naar Ierland teruggekeerd. In maart 2010 is de vader voor zijn werk naar Oostenrijk gegaan, terwijl de moeder met de minderjarigen in Ierland verbleef. In maart 2011 zijn partijen uit elkaar gegaan. Van juli 2011 tot en met oktober 2013 heeft de vader in Duitsland gewoond, is vervolgens teruggekeerd naar Ierland en sinds april 2014 verblijft de vader weer in Duitsland.
- In 2012 heeft de moeder in Ierland een echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt. Op 11 april 2013 heeft de rechtbank van [plaats] (Ierland) een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgelegd, volgens welke zorgregeling de vader de minderjarigen - voor zover thans van belang - van 25 oktober 2013 tot 3 november 2013 bij zich zou hebben.
- Op 27 oktober 2013 is de moeder (wederom) met de minderjarigen naar Nederland vertrokken.
- De vader heeft op 5 november 2013 een verzoekschrift tot teruggeleiding ingediend bij de Ierse Centrale Autoriteit. De zaak is bij de Nederlandse Centrale Autoriteit geregistreerd onder IKO nr. 130146.
- In augustus 2014 is de moeder met de minderjarigen teruggekeerd naar Ierland.

Beoordeling

(Internationale) bevoegdheid
Het verzoek in zaak I is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en Ierland zijn partij bij het Verdrag.
Het Verdrag heeft tot doel 1) de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht naar of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat en, in samenhang daarmee, 2) het in een Verdragsluitende Staat bestaande gezags- en omgangsrecht in de andere Verdragsluitende Staten daadwerkelijk te doen eerbiedigen.
Vast staat dat de minderjarigen zich op het moment van indiening van het verzoekschrift tot teruggeleiding feitelijk in Nederland bevonden. Op grond van artikel 11 lid 1 van de Uitvoeringswet is de rechtbank Den Haag bevoegd kennis te nemen van alle zaken met betrekking tot de gedwongen afgifte van een internationaal ontvoerd kind aan degene wie het gezag daarover toekomt en de teruggeleiding van een zodanig kind over de Nederlandse grens.
De rechtbank is van oordeel dat de Nederlandse rechter op grond van het bepaalde in artikel 21 van het Verdrag bevoegd is van het verzoek in zaak II kennis te nemen.
Op grond van het bepaalde in artikel 11 lid 2 van de Uitvoeringswet is de rechtbank Den Haag bevoegd om van het verzoek tot vaststelling van een internationale omgangsregeling kennis te nemen.

Internationale kinderontvoering

Het verzoek strekt tot teruggeleiding c.q. afgifte van de minderjarigen aan de vader, die in Duitsland verblijft. De moeder is in de loop van de procedure met de minderjarigen teruggekeerd naar Ierland. De vader heeft ermee ingestemd dat de minderjarigen definitief met de moeder in Ierland, waar zij voor de overbrenging hun gewone verblijfplaats hadden, zullen verblijven.
Tussen partijen staat - ondanks de terugkeer van de minderjarigen naar Ierland - ter discussie de vraag of de overbrenging van de minderjarigen naar Nederland ongeoorloofd is geweest. Er is sprake van ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde vasthouding in de zin van het Verdrag wanneer de overbrenging of het niet doen terugkeren geschiedt in strijd met een gezagsrecht ingevolge het recht van de staat waarin het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of vasthouding zijn gewone verblijfplaats had en dit recht alleen of gezamenlijk werd uitgeoefend op het tijdstip van het overbrengen of niet doen terugkeren, dan wel zou zijn uitgeoefend indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden (artikel 3 van het Verdrag).
Uit artikel 30, tweede lid van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming volgt dat het op 19 oktober 1996 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, Trb.1997,299 (Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996) – welk verdrag op 1 mei 2011 in werking is getreden – niet van toepassing is in procedures inzake ouderlijke verantwoordelijkheid of maatregelen ter bescherming van kinderen, die vóór inwerkingtreding in Nederland zijn ingesteld en waarin na zijn inwerkingtreding een beslissing wordt genomen. Voorts volgt uit het derde lid van voornoemde uitvoeringswet dat de inwerkingtreding in Nederland van voornoemd verdrag de ouderlijke verantwoordelijkheid die voordien van rechtswege aan een persoon is toegekomen onverlet laat.
Nu het verzoekschrift is ingediend na de inwerkingtreding, is het Haags Kinder-
beschermingsverdrag van 1996 van toepassing.
Ingevolge artikel 16, eerste en tweede lid Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996, wordt het ontstaan van de ouderlijke verantwoordelijkheid over de minderjarige, zonder tussenkomst van een rechterlijke of administratieve autoriteit, beheerst door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de minderjarige. De aldus ontstane ouderlijke verantwoordelijkheid blijft, ingevolge het derde lid, na een verplaatsing van die gewone verblijfplaats naar een andere staat bestaan.
De minderjarigen zijn vóór het huwelijk van partijen in 2002 in Ierland geboren. De rechtbank stelt op basis van
Guardianship of Infants Act 1964vast dat door het huwelijk van rechtswege ‘joint guardianship’ is ontstaan waardoor beide ouders gelijke (gezags)rechten hebben tegenover de minderjarigen. Niet is gebleken van een rechterlijke of administratieve beslissing waarin ten aanzien van het gezagsrecht nadien anders is beslist, zodat de rechtbank bij gebreke van nadere onderbouwing voorbijgaat aan de stelling van de moeder dat (mogelijk) geen sprake is van gezamenlijk gezag. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de moeder de toestemming van de vader behoefde voor de wijziging van de verblijfplaats van de minderjarigen naar Nederland. Dat de moeder de hoofdverzorger van de minderjarigen was, doet hieraan niet af. Door uitvoering te geven aan (en nakoming te vorderen van) de door partijen overeengekomen internationale omgangsregeling heeft de vader er naar het oordeel van de rechtbank blijk van gegeven zijn gezagsrecht uit te oefenen.
Vast staat dat de moeder geen toestemming van de vader had om de minderjarigen na 27 oktober 2013 in Nederland vast te houden, zodat daarmee naar het oordeel van de rechtbank de ongeoorloofdheid van de vasthouding in Nederland vaststaat.
Met de vrijwillige terugkeer van de minderjarigen naar hun gewone verblijfplaats in Ierland is voldaan aan het doel en de strekking van het Verdrag. Ook is dit conform de overeenstemming tussen partijen zoals verwoord in de verzoeken van de vrouw in zaak II, ten aanzien waarvan de vader zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank zal daarom het verzoek van vader afwijzen. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de beoordeling van de overige verweren van de moeder.
Proceskosten
Nu het verzoek tot teruggeleiding wordt afgewezen, is geen grond voor de door de vader verzochte kostenveroordeling ex artikel 13 lid 5 van de Uitvoeringswet.
De moeder verzoekt de vader te veroordelen in de proceskosten. Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Internationale omgangsregeling

De aanvullende verzoeken strekken tot het vaststellen van a.) het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de moeder in Ierland, b.) het treffen van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (internationale omgangsregeling) en c.) het treffen van een informatie-en consultatieregeling.
Ad a. Hoofdverblijfplaats
Partijen hebben ter terechtzitting overeenstemming bereikt dat de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de moeder in Ierland hebben en verzoeken dit thans vast te leggen in de beschikking.
Een beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, zoals het vaststellen van het hoofdverblijf van de minderjarigen, komt in het geval een kind ongeoorloofd is overgebracht of achtergehouden in beginsel toe aan de rechter van de Verdragsluitende Staat waar de minderjarigen voor de ongeoorloofde achterhouding hun gewone verblijfplaats hadden (artikel 10 Brussel II bis). Dat betekent dat de Ierse rechter bevoegd is een beslissing te nemen ten aanzien van het hoofdverblijf. Nu geen van partijen de gewone verblijfplaats in Nederland heeft, kan de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet worden ontleend aan artikel 12 lid 3 sub a jo sub b Brussel II bis
Nu tussen partijen hierover overeenstemming bestaat zal de rechtbank deze overeenstemming opnemen in het dictum met dien verstande dat zij verstaat dat partijen het erover eens zijn dat de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de moeder in Ierland zullen hebben.
Ad b en c. Internationale omgangsregeling (en informatie-en consultatieregeling)
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de reguliere omgangsregeling, de vakantieregelingen en, in dat verband, de informatie-en consultatieregeling en verzocht deze afspraken op te nemen in de beschikking.
Uit de nader ingekomen stukken blijkt dat de ter terechtzitting gemaakte afspraak, dat de moeder de minderjarigen in de vakanties naar Cork zou brengen/halen en de vader de minderjarigen van het vliegveld in Duitsland zou halen/brengen, praktisch niet goed uitvoerbaar is. Vanuit Cork wordt uitsluitend gevlogen op Düsseldorf, dat op tien uur rijden van de woonplaats van de vader is gelegen en gezien de leeftijd van de minderjarigen is het niet mogelijk om vanuit Kerry te vliegen. De rechtbank acht het redelijk te bepalen dat de minderjarigen vanaf Dublin naar Duitsland (Hamburg of Berlijn) vliegen, aangezien beide ouders in die situatie eenzelfde reistijd hebben.
Voorts hebben partijen ter terechtzitting afgesproken dat de minderjarigen in de herfstvakantie van 25 oktober 2014 tot 2 november 2014 bij de vader zullen verblijven. De rechtbank ziet geen aanleiding te bepalen - zoals de moeder thans verzoekt - dat de vader de minderjarigen (na een kortere periode) naar de moeder in Nederland zal brengen, nu zij ter terechtzitting reeds hebben afgesproken dat de minderjarigen óók in deze vakantie vanuit Ierland zouden vertrekken. Daar om logistieke redenen een andere luchthaven wordt bepaald dan aanvankelijk is afgesproken, zal de rechtbank een ruimere vertrek-en aankomstdatum in de beschikking opnemen.
De rechtbank acht het redelijk te bepalen dat de moeder de vader op de hoogte stelt van de contactgegevens van de minderjarigen en dat de vader onbeperkt contact kan hebben met de minderjarigen via mobiele communicatiemiddelen.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de moeder in alle gevallen uitsluitend met toestemming van de vader met de minderjarigen naar het buitenland mag afreizen. Het staat de moeder derhalve niet vrij om eenzijdig te beslissen met de minderjarigen voor vakantie af te reizen naar Nederland of ieder ander land. Ditzelfde geldt voor verplaatsing van de gewone verblijfplaats van de minderjarigen binnen en buiten Ierland.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot teruggeleiding van de minderjarigen:
- [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]; en
- [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
naar Duitsland;
*
verstaat dat partijen het erover eens zijn dat de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de moeder in Ierland zullen hebben;
*
bepaalt dat de minderjarigen bij de vader zullen zijn (buiten de schoolvakanties om) het weekend van vrijdag na school (zodra de vader in Ierland is geland) tot en met die zondag na het avondeten, waarbij de vader de minderjarigen bij de moeder op een nader overeen te komen ophaalplek dan wel bij de moeder thuis ophaalt en weer bij de moeder om uiterlijk 21.00 uur terugbrengt;
bepaalt dat de vakanties bij helfte zullen worden verdeeld op de navolgende wijze:
zomervakanties:bij helfte tussen partijen;
herfstvakanties:de minderjarigen verblijven het ene jaar bij de moeder en het andere jaar bij de vader, om en om. In het jaar 2014 zullen de minderjarigen gedurende de herfstvakantie vanaf vrijdag 24 oktober 2014 na school ofwel vanaf zaterdag 25 oktober 2014 tot zaterdag 1 november 2014 of zondag 2 november 2014 (afhankelijk van de beschikbare vliegtickets) bij de vader verblijven. De vader zal de minderjarigen van het vliegveld te Hamburg of Berlijn (Duitsland) ophalen en weer naar het vliegveld te Hamburg of Berlijn terugbrengen en de moeder zal de minderjarigen van/naar het vliegveld te Dublin (Ierland) brengen/halen. In het najaar 2015 zullen de minderjarigen bij de moeder verblijven;
kerstvakanties:de kerstvakantie bestaat in principe uit twee weken. Week 1 en week 2 zullen ieder jaar tussen partijen worden gewisseld. In het jaar 2014 zullen de minderjarigen van 19 december tot en met 28 december bij de vader verblijven. gedurende de overige dagen van de vakantie verblijven de minderjarigen bij de moeder. De vader zal zorgdragen voor terugkeer van de minderjarigen naar de moeder op 28 december.
In het jaar 2015 zullen de minderjarigen 26 december tot en met 3 januari 2016 bij de vader verblijven. Gedurende de overige dagen van de vakantie verblijven de minderjarigen bij de moeder. De vader zal zorgdragen voor terugkeer van de minderjarigen naar de moeder op 3 januari. Alle overige jaren worden verdeeld conform bovenstaand schema;
Pasen:de minderjarigen verblijven ieder jaar twee weken bij de vader;
halen en brengen van de minderjarigen:indien de minderjarigen voor een vakantie naar de vader zullen gaan, zal de vader verantwoordelijk zijn voor het boeken van vliegtickets en zal hij de kosten van de vliegtickets voor zijn rekening nemen, de moeder zal de minderjarigen op haar kosten brengen/ halen naar het vliegveld te Dublin, de vader zal de minderjarigen halen/brengen van/naar het vliegveld waar de minderjarigen landen. Beide partijen zullen zorgen dat de minderjarigen over en weer tijdig worden teruggebracht naar de andere ouder;
bepaalt dat de moeder de reiskosten van en naar het vliegveld te Dublin voor haar rekening zal nemen;
bepaalt dat de reiskosten van de vader en de reiskosten van de minderjarigen voor rekening van de vader komen;
bepaalt dat de vader voor de reguliere weekendregeling uiterlijk een week vooraf aan de moeder kenbaar zal maken wanneer en op welk tijdstip hij de minderjarigen zal ophalen. De vader zal dit doen door zijn vluchtgegevens aan de moeder te doen toekomen;
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk 28 dagen vóór aanvang van een voorgenomen vakantie op de hoogte zullen brengen middels het kenbaar maken van vluchtgegevens;
bepaalt dat de moeder alle benodigde reisdocumentatie (paspoorten/identiteitsbewijzen van de minderjarigen) aan de minderjarigen zal meegeven alsmede haar eigen paspoort/identiteitsbewijs mee zal nemen naar het vliegveld als de minderjarigen gaan reizen en tijdig alle beschikbare toestemmingsformulieren ondertekend en gedateerd aan de vader zal doen toekomen;
bepaalt dat de moeder aan de vader de contactgegevens van de minderjarigen (adres, telefoonnummer, Skype-contact) zal toesturen;
bepaalt dat de minderjarigen en de vader vrij contact via what’s app, telefoon en Skype kunnen hebben, behoudens tijdens schooltijden;
en verklaart deze regeling inzake de verdeling van de zorg-en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. Olland, M.P. Verloop en H. Dragtsma, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. K. Willems als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2014.
Van deze beschikking kan -voor zover er definitief is beslist- hoger beroep worden ingesteld binnen twee weken (artikel 13 lid 7 Uitvoeringswet internationale kinderontvoering) na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof Den Haag. In geval van hoger beroep zal de terechtzitting bij het hof - in beginsel - plaatsvinden in de derde of vierde week na deze beslissing.