Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2014 in de zaken tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente Westland, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
15 december 2009 de Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2010 (hierna de Verordening rioolheffing 2010) vastgesteld. De verordening is in werking getreden op 1 januari 2010 en is bekendgemaakt in het Gemeenteblad “Het hele Westland” van 24 december 2009.
In artikel 228a van de Gemeentewet en in de onderwerpelijke Verordeningen rioolheffing ontbreekt een met artikel 24, lid 5, aanhef en onderdeel c, van de Wet WOZ en artikel 220b, lid 1, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet vergelijkbare bepaling inzake volgtijdig gebruik. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de laatstgenoemde bepaling (Kamerstukken II, 21.591, nr. 3, p. 69-70) blijkt dat deze een codificatie is van de jurisprudentie op dit punt. Verweerder heeft in dit kader -onder meer- gewezen op de uitspraak van de Hoge Raad van 7 februari 2001, zaaknummer 35865 (LJN: AA9843) waarin kort en zakelijk weergegeven is geoordeeld dat, ook ten aanzien van aanslagen in de rioolheffing, niet de eigenaar van de vakantiebungalows als gebruiker dient te worden aangemerkt, maar de verhuurorganisatie die de bungalows voor eigen rekening en risico voor korte perioden verhuurt aan derden.
20 december 2011 de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing Westland 2012 (hierna de Verordening afvalstoffenheffing 2012) vastgesteld. De verordening is in werking getreden op 1 januari 2012 en is bekendgemaakt in het Gemeenteblad “Het hele Westland” van 29 december 2011.
Het beroep gericht tegen de overige aanslagen dient ongegrond te worden verklaard.