ECLI:NL:RBDHA:2014:12982
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beslissing over bezwaar tegen beslissing rechter-commissaris in strafzaak
Op 21 oktober 2014 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte bezwaar maakte tegen een beslissing van de rechter-commissaris. De verdachte, geboren in 1994 en thans preventief gedetineerd, had op 1 september 2014 verzocht om diverse onderzoekshandelingen. De rechter-commissaris had op 3 oktober 2014 beslist dat het verzoek om getuigen te horen werd afgewezen, maar dat de verdediging schriftelijke vragen mocht indienen. Tijdens de pro forma zitting op 7 oktober 2014 maakte de raadsman bezwaar tegen deze beslissing, wat leidde tot een behandeling van het bezwaar op 21 oktober 2014.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel het bezwaar niet schriftelijk was ingediend, het belang van een voortvarende behandeling van de zaak meebracht dat het bezwaar toch in behandeling werd genomen. De rechtbank stelde vast dat de meervoudige kamer bevoegd was om het bezwaar te behandelen en dat het tijdig was ingediend. De verdediging had verzocht om aanvullende getuigen te horen, maar de rechtbank oordeelde dat de rechter-commissaris de juiste maatstaf had aangelegd en dat er geen gegronde vermoedens waren van onregelmatigheden in het opsporingsonderzoek. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond, waarbij zij zich verenigde met de overwegingen van de rechter-commissaris.
De beslissing werd genomen door mr. P. de Haan als voorzitter, bijgestaan door mrs. H.M. Boone en C.I.H. Kerstens-Fockens. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. M.M. de Witte, en vond plaats in Den Haag.