Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de in dit incident gewezen tussenvonnissen van 14 mei 2014 en 30 juli 2014 en de daarin genoemde processtukken;
- het rolbericht van eisers 27 augustus 2014.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Den Haag, stond de relatieve bevoegdheid centraal met betrekking tot een vordering tot nietigverklaring van Beneluxmerken. De eisers, FGUP VO SOJUZPLODOIMPORT, gevestigd in Moskou, Russische Federatie, stelden hun vordering in tegen verschillende gedaagden, waaronder Spirits International B.V. en ZAO SOJUZPLODIMPORT. De procedure omvatte een incident waarin de rechtbank moest oordelen over de vraag of zij bevoegd was om kennis te nemen van de vordering tegen ZAO, en of de zaak moest worden verwezen naar de rechtbank Rotterdam voor de vordering tegen Spirits International.
De rechtbank had eerder in tussenvonnissen geoordeeld dat er vragen waren gerezen over de uitleg van de EEX-Verordening en het BVIE. Eisers gaven aan dat zij, hoewel zij van mening waren dat de rechtbank Den Haag bevoegd was, instemden met de verwijzing van hun vordering tegen Spirits International naar de rechtbank Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat, gezien het standpunt van eisers, de rechtbank Rotterdam relatief bevoegd was om van het geschil kennis te nemen.
In de beslissing verklaarde de rechtbank zich onbevoegd ten aanzien van de vordering tegen ZAO en verwees de zaak voor de vordering tot nietigverklaring van de Jongere Merkregistraties naar de rechtbank Rotterdam. De rechtbank hield de beslissing over de kosten van het incident aan tot de hoofdzaak en verwees de hoofdzaak naar de rol voor conclusie van antwoord van gedaagden. Dit vonnis werd uitgesproken op 8 oktober 2014 door mr. P.G.J. de Heij in aanwezigheid van de griffier.