3.4De beoordeling van de tenlastelegging
t.a.v. feit 1: de overval op de Plus supermarkt
Uit het dossier blijken behalve het reeds vermelde aantreffen van DNA van verdachte op de door een van de overvallers achtergelaten paraplu onder meer nog de volgende feiten en omstandigheden die, in onderling verband en samenhang bezien, aanwijzingen opleveren voor betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 ten laste gelegde feit.
Verdachte is een negroïde man, net als beide daders van de overval.
.
Op 21 oktober 2013, zes dagen na de overval van 15 oktober 2013, werd door verdachte een Ford Ka gekocht.
Uit historische telefoongegevens is gebleken dat in de dagen voorafgaand aan de overval en na de overval veelvuldig telefonisch contact heeft plaatsgevonden tussen verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1].
Het is echter de vraag of de hiervoor vermelde aanwijzingen ook voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren van het ten laste gelegde medeplegen van de overval. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
Verdachte ontkent zoals vermeld iedere betrokkenheid bij de overval. Hij heeft verklaard dat het zou kunnen dat zijn DNA is aangetroffen op de paraplu, maar dat hij niet degene is geweest die de paraplu in de Plus supermarkt heeft achtergelaten. Hij heeft gezegd dat hij (ook in de maanden voor de overval) vaak paraplu’s koopt en er veel kwijtraakt. Er hingen paraplu’s bij verdachte thuis aan de kapstok en kennissen konden deze lenen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de inklapbare paraplu die op de ter terechtzitting getoonde foto te zien is, het soort paraplu is dat hij kocht.
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden te zien is dat de overvallers handschoenen droegen. Het is daarom aannemelijk dat de DNA-sporen al voor de overval op de paraplu terecht zijn gekomen. Nu niet valt uit te sluiten dat een ander dan verdachte de paraplu op de plaats van de overval heeft achtergelaten, is er geen direct forensisch bewijs dat verdachte een van de overvallers van de Plus supermarkt aan de Elzenlaan te Delft is geweest.
De kort na de overval van 15 oktober 2013 gekochte Ford Ka kostte volgens verdachte een paar honderd euro en zou zijn betaald met geld dat was teruggekregen van de belasting. Dit wordt niet weerlegd door hetgeen zich in het dossier bevindt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijken dus weliswaar aanwijzingen voor de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit; die aanwijzingen leveren echter, ook in onderling verband bezien, geen wettig en overtuigend bewijs van een bewuste en nauwe samenwerking tot het plegen van dit feit.
Het voorgaande brengt mee dat verdachte van het hem onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
t.a.v. feit 2: het voorbereiden van verschillende overvallen
Als feit 2 is de voorbereiding van overvallen in onder meer de volgende drie plaatsen ten laste gelegd.
- Den Haag:
Uit het dossier blijkt dat verdachte op 3 en 4 december 2013 telefoongesprekken heeft gevoerd met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waarin o.a. wordt gesproken over een ‘torrie’, over ‘nu te weinig kunnen pakken’ en over ‘het niet praten over de telefoon’. Een observatieteam van de politie heeft waargenomen dat verdachte in de avond van 4 december 2013 met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in twee auto’s, waaronder de Ford Ka van verdachte, naar de Zuiderparklaan in Den Haag is gereden, waar werd geparkeerd, rondjes werden gereden en in de auto werd gezeten.
- Sas van Gent:
Uit een internettap blijkt dat er via de internetverbinding van verdachte [medeverdachte 1] in de nacht van 12 op 13 januari 2014 gezocht is op sites van verschillende juweliers, waaronder juwelier [juwelier] in Sas van Gent. Uit het internetverkeer van verdachte bleek dat deze had gezocht naar de politie en het politienieuws in Sas van Gent. Het observatieteam van de politie heeft waargenomen dat de Ford Ka van verdachte op 14 januari 2014 naar Sas van Gent is gereden met daarin verdachte en de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. De auto is heen en weer gereden, waarbij hij juwelier [juwelier] in de [adres 2] meermalen langzaam passeerde. Vervolgens is de auto teruggereden naar Rotterdam.
- Nieuwerkerk aan den IJssel:
Het observatieteam zag dat de Ford Ka van verdachte op 14 januari 2014, nadat medeverdachte [medeverdachte 1] om 16.16 uur een sporttas in de kofferbak had gezet, naar Nieuwerkerk aan den IJssel reed. Op 11 januari 2014 is via de smartphone van verdachte [medeverdachte 2] op internet gezocht naar drogisterij ‘Kruidvat’ in Ouderkerk aan den IJssel, waarbij een van de hits het Kruidvat aan de Dorpsstraat te Nieuwerkerk aan den IJssel betrof. De auto heeft in Nieuwerkerk aan den IJssel op een paar plaatsen stilgestaan. Er is gezien dat er twee mannen bij de achterbak stonden, waarvan één met handschoenen aan. Om 18.40 uur liepen de drie verdachten, die toen donkere kleding droegen, over de Dorpsstraat en langs het Kruidvat en de Plus supermarkt. Hierna stapten ze weer in de Ford. Om 18.51 uur stapten verdachte en verdachte [medeverdachte 2] uit de Ford waarna ze op een bankje gingen zitten en keken in de richting van genoemde winkels. Omdat de politie ernstig rekening hield met de mogelijkheid dat de verdachten een overval zouden plegen, is besloten een opvallende surveillanceauto langs verdachten te laten rijden en daardoor een eventuele overval ‘stuk te maken’.
Verdachte ontkent elke betrokkenheid bij de voorbereiding van overvallen.
Conclusie
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van voorbereidingshandelingen sprake moet zijn van zowel opzet op het voorhanden hebben van de middelen alsmede van opzet op een specifiek misdadig doel. Dit laatste ziet op de bestemming van de voorbereidingsmiddelen, waarbij van belang is op welk misdrijf de voorbereidingshandelingen betrekking hebben. Dit moet een misdrijf betreffen waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, in casu diefstal met geweld of afpersing.
De rechtbank overweegt dat de in de tenlastelegging genoemde Ford Ka, computer, mobiele telefoons, routebeschrijving en tassen voorwerpen betreffen, die in een bepaalde context bestemd kunnen zijn tot het plegen van misdrijven. Uit de tapgesprekken (al of niet in combinatie met andere bewijsmiddelen) valt ondanks verhullend taalgebruik wel af te leiden, dat de intenties van de verdachten op het plegen van strafbare feiten waren gericht.
Hoewel bij de doorzoeking van de woning van verdachte [medeverdachte 1] een nepvuurwapen, munitie, een hakmes, een bivakmuts en maskers zijn aangetroffen, zijn tijdens de observaties bij de verdachten echter geen voorwerpen gezien die erop zouden kunnen wijzen dat er geweld of dreiging met geweld zou worden toegepast bij deze voorgenomen strafbare feiten. De rechtbank stelt vast dat de inhoud van de tapgesprekken en de bevindingen bij de observaties op zichzelf (ook in onderlinge samenhang bezien) onvoldoende zijn om te kunnen vaststellen dat de verdachten overvallen aan het voorbereiden waren. Er is hooguit bewijs voor voorbereidingshandelingen voor het plegen van een of meer inbraken in vereniging. Aangezien daarop geen acht jaar gevangenisstraf staat, is dat niet strafbaar.
Verdachte dient daarom van het hem onder 2 ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.