In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die jarenlang als administrateur van twee verenigingen van eigenaren heeft gefunctioneerd. De verdachte, geboren in 1953, heeft gedurende een periode van bijna acht jaar een aanzienlijk bedrag van ongeveer 421.447 euro verduisterd. Dit bedrag was toebehorend aan de Hoofdvereniging van Eigenaars Essen Staete en de Vereniging van Eigenaars Van [a-straat] 1-275. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door geld van de rekeningen van deze verenigingen over te maken naar zijn eigen rekeningen, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend wat hem niet toebehoorde.
Tijdens de zitting op 21 januari 2014 heeft de officier van justitie, mr. S. Sleeswijk Visser, de verdachte beschuldigd van verduistering, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.M. de Koning, betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging dat de verdachte als bestuurder handelde. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verdachte als administrateur handelde en dat hij het in hem gestelde vertrouwen ernstig heeft geschonden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de lange periode waarin deze zijn gepleegd, in overweging genomen bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat een werkstraf niet passend zou zijn en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.M.Th. Boeter, en is openbaar uitgesproken.