Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 juli 2013;
- de conclusie van antwoord;
- het proces-verbaal van comparitie van 25 november 2013.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Den Haag, vorderde eiser schadevergoeding van gedaagde, zijn voormalige advocaat, wegens een beroepsfout. Eiser had gedaagde verzocht om hoger beroep in te stellen tegen een beschikking van de rechtbank Dordrecht, maar gedaagde had dit nagelaten. De rechtbank Dordrecht had op 14 april 2010 geoordeeld dat eiser geen recht had op partneralimentatie van zijn ex-echtgenote, [A], en dat hij een bedrag van € 15.819,75 aan haar moest terugbetalen. Eiser stelde dat hij door de beroepsfout van gedaagde schade had geleden ter hoogte van € 64.286,75, bestaande uit gemiste alimentatie, onterecht terug te betalen bedragen en gederfde koopsom van de voormalige echtelijke woning.
De rechtbank oordeelde dat gedaagde tekort was geschoten in haar zorgplicht door geen hoger beroep in te stellen. Echter, de rechtbank concludeerde dat eiser niet voldoende had aangetoond dat hij daadwerkelijk schade had geleden door deze beroepsfout. De rechtbank wees de vordering tot schadevergoeding af, omdat eiser niet had kunnen onderbouwen dat hij recht had op de gevorderde bedragen. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om zijn claims te onderbouwen met feiten en omstandigheden, wat hij niet had gedaan.
De rechtbank verklaarde voor recht dat gedaagde tekort was geschoten, maar wees de vordering tot schadevergoeding af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde werden begroot op € 2.630,-. Dit vonnis werd uitgesproken op 8 januari 2014 door mr. H.J. Vetter.