Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
1.1 Op 8 december 2008 heeft de echtgenoot van eiseres, [referent] (referent), een verzoek gedaan om advies voor afgifte aan eiseres van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Bij dat verzoek heeft referent stukken overgelegd met betrekking tot zijn arbeidsovereenkomst bij [bedrijf] v.o.f.. Daaruit blijkt dat referent met ingang van 1 oktober 2008 een dienstbetrekking voor bepaalde tijd, tot 1 april 2010, is aangegaan voor 38 uur per week tegen een brutosalaris van € 1.690,75.
Op 29 januari 2009 heeft verweerder positief geadviseerd over de afgifte van een mvv aan eiseres en vervolgens is aan haar een mvv verleend, waarmee eiseres Nederland is ingereisd.
1.2 Op 1 januari 2009 is referent uit dienst getreden bij [bedrijf] v.o.f.. Met ingang van die datum is referent op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, tot 31 december 2010, in dienst getreden bij [bedrijf 2] B.V. voor 32 uur per week tegen een brutosalaris van € 1.085,28 per maand.
Met de overgelegde gegevens met betrekking tot het dienstverband bij de nieuwe werkgever van referent, [bedrijf 2] B.V., is evenmin aangetoond dat referent op het moment van de aanvragen op 8 december 2008 (verzoek om advies tot afgifte van een mvv) en 26 mei 2009 (aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier) voldeed aan het vereiste dat hij een salaris ontving waarvoor premies en belastingen zijn afgedragen.
De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Uit voornoemde gegevens uit Suwinet blijkt immers dat ten tijde van het besluit tot het verlenen van een verblijfsvergunning aan eiseres op 16 juni 2009 inmiddels werd voldaan aan het vereiste dat premies en belastingen werden afgedragen over het door referent ontvangen salaris. Dat ten tijde van de aanvraag niet aan die voorwaarde werd voldaan, biedt geen grond voor het oordeel dat die omstandigheid tot afwijzing van de aanvraag van eiseres zou hebben geleid. Uit artikel 26, eerste lid, Vw vloeit immers voort dat een verblijfsvergunning wordt verleend indien (in elk geval) ten tijde van het nemen van het besluit aan alle voorwaarden wordt voldaan. Dat is gebleken dat nadien tot 1 oktober 2009 niet meer aan voornoemde voorwaarde werd voldaan, is evenmin een omstandigheid die tot afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning zou hbben geleid, nu die omstandigheid dateert van na het besluit waarbij aan eiseres de verblijfsvergunning is verleend.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiseres met inachtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 974,- te betalen aan eiseres;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,00 aan eiseres te vergoeden.
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 487,00, te betalen aan eiseres;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,00 aan eiseres te vergoeden.