Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
De reden die betrokkenen hebben gegeven waarom zij de identiteitsdocumenten niet hebben meegenomen namelijk dat dit niet mocht van de reisagent, is onvoldoende om het ontbreken van enig identiteitsdocument niet aan hen toe te rekenen”, geen discussie bestaan over het standpunt van verweerder op dit punt. In het gestelde dat verzoekers veel pogingen hebben gedaan om de documenten naar Nederland te laten komen ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanknopingspunt voor de conclusie dat verweerder de aanvragen had moeten doorsturen naar de verlengde asielprocedure dan wel dit aspect over de documenten niet had mogen tegenwerpen. Hiertoe is van belang dat verzoekster mailcontact heeft gehad met haar zus doch in deze mail niet heeft gevraagd om documenten op te sturen en voorts enkel is gesteld dat is gepoogd contact op te nemen maar dat dit niet is gelukt, mede in aanmerking nemend dat verzoekers sinds 18 april 2014 in Nederland zijn. Derhalve heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat verzoekers geen documenten hebben overgelegd om hun identiteit en nationaliteit te kunnen vaststellen.
Ook overigens blijkt volgens verweerder niet dat hiervan sprake is, gelet op de omstandigheid dat tijdens de gehoren niet is gebleken van communicatieproblemen tussen verzoekers en de tolk. Bovendien wordt opgemerkt dat verzoekers in de correcties en aanvullingen op de eerste en nadere gehoren niets hebben gezegd over de eventuele gebreken van de tolken of over miscommunicaties.
www.raadvanstate.nl) begrijpt de voorzieningenrechter dat er voor verweerder in het algemeen geen verplichting bestaat om gebruik te maken van een tolk die genoemd is op de lijst van tolken en vertalers bedoeld in artikel 2, derde lid van de Wbtv (uitwijklijst). Hoewel verweerder ter zitting geen duidelijkheid heeft kunnen geven met betrekking tot de vraag waarom de bij het gehoor van verzoekster gebruikte tolk, terwijl die wel aan de eisen zou voldoen, dan toch niet op de uitwijklijst staat, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de stelling van verzoekers dienaangaande ook overigens niet kan leiden tot het oordeel dat verweerder eventuele tegenstrijdigheden in de gehoren niet heeft mogen tegenwerpen. Tijdens de gehoren is immers op geen enkele wijze gebleken van communicatieproblemen tussen verzoekers en de tolk. Verzoekers hebben in de correcties en aanvullingen op de eerste en nader gehoren niets gezegd over de eventuele gebreken van de tolken of over miscommunicaties. Nergens blijkt uit dat de tolk het verklaarde niet goed begreep of niet goed heeft vertaald.