In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2014, gaat het om een verzoeker van Ivoriaanse nationaliteit die een asielaanvraag heeft ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker had op 2 januari 2014 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder stelde dat de aanvraag niet in Nederland, maar in Spanje behandeld moest worden, op basis van de Dublin III-verordening (Vo 604/2013). De voorzieningenrechter moest beoordelen of er aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij de spoedeisendheid van de situatie van de verzoeker in overweging werd genomen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker niet adequaat was geïnformeerd over zijn rechten en de procedurele waarborgen die voortvloeien uit de Dublin III-verordening. Dit leidde tot de conclusie dat de afwijzing van de asielaanvraag niet rechtsgeldig was, omdat de staatssecretaris de dwingend voorgeschreven procedurele waarborgen niet had nageleefd. De voorzieningenrechter vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van dit besluit in stand, wat betekent dat de verzoeker niet onmiddellijk in Nederland kon blijven, maar dat de procedure opnieuw moest worden bekeken.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de autoriteiten om de juiste procedurele stappen te volgen bij de behandeling van asielaanvragen, vooral in het kader van internationale verdragen en regelgeving. De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten van de verzoeker toegewezen aan de staatssecretaris, wat een belangrijke overweging is in bestuursrechtelijke procedures.