In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2014 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2000. Het verzoekschrift was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, met als doel de minderjarige te beschermen tegen ernstige bedreigingen in zijn ontwikkeling en veiligheid. De minderjarige verblijft feitelijk in een driemilieuvoorziening bij Intermetzo te Rekken.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en het indicatiebesluit van Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. De minderjarige was eerder onder toezicht gesteld en er waren al maatregelen getroffen voor crisisopvang. De Raad heeft aangegeven dat de minderjarige veel hulp nodig heeft en dat systeemtherapie noodzakelijk is om de ouders te leren omgaan met de problematiek van de minderjarige.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn, zoals genoemd in de artikelen 1:254 en 1:261 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft besloten de minderjarige onder toezicht te stellen van 9 oktober 2014 tot 9 juli 2015 en machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden om de minderjarige gedurende deze periode uit huis te plaatsen in een drie-milieuvoorziening. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is om zo snel mogelijk te starten met systeemtherapie en heeft de WSJ verzocht te onderzoeken of de minderjarige dichter bij huis kan worden geplaatst voor gemakkelijker bezoek door de ouders. Deze beschikking is gegeven door mr. J.G.J. Brink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.