ECLI:NL:RBDHA:2014:12453

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2014
Publicatiedatum
13 oktober 2014
Zaaknummer
C-09-459636 - FA RK 14-868
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van overlijden van een Nederlander in het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot verklaring van overlijden van een man, geboren in Somalië, die op [datum overlijden] in Somalië zou zijn overleden. Het verzoekschrift was ingediend door zijn meerderjarige zoon, die tevens advocaat was. De rechtbank ontving diverse stukken, waaronder instemmingsverklaringen van de andere kinderen en de echtgenote van de man, die allen in het Verenigd Koninkrijk woonden. Tijdens de zitting op 25 augustus 2014 waren de verzoeker en enkele belanghebbenden aanwezig, maar niet alle belanghebbenden waren opgeroepen, wat leidde tot een omissie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, die de Nederlandse nationaliteit had, op basis van de overgelegde bewijsstukken en verklaringen, daadwerkelijk was overleden. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot verklaring van overlijden kon worden toegewezen, aangezien er geen overlijdensakte beschikbaar was vanuit Somalië. De rechtbank heeft het subsidiaire verzoek om de man op te roepen om zijn in leven zijn te doen blijken, niet behandeld, omdat het primaire verzoek werd toegewezen. De rechtbank heeft ook de kosten die de verzoeker had gemaakt, afgewezen, omdat deze niet op de wet gegrond waren. De beschikking werd uitgesproken door de rechters A.M. Brakel, S.M. Westerhuis-Evers en W.G. de Boer, met mr. K.M. Heins als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 14-868
Zaaknummer: C/09/459636
Datum beschikking: 6 oktober 2014

Verklaring van overlijden

Beschikking op het op 5 februari 2014 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker],

verzoeker, tevens meerderjarige zoon van de hierna vermelde ‘man’,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. M.M.J. Bos te Dordrecht.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[meerderjarige dochter 1],

meerderjarige dochter van de hierna vermelde ‘man’,
wonende te [woonplaats], Verenigd Koninkrijk;

[meerderjarige dochter 2],

meerderjarige dochter van de hierna vermelde ‘man’,
wonende te [woonplaats], Verenigd Koninkrijk;

[meerderjarige zoon 1],

meerderjarige zoon van de hierna vermelde ‘man’,
wonende te [woonplaats], Verenigd Koninkrijk;

[meerderjarige zoon 2],

meerderjarige zoon van de hierna vermelde ‘man’,
wonende te [woonplaats], Verenigd Koninkrijk;

[echtgenote van de man],

gehuwd met de hierna vermelde ‘man’,
wonende te [woonplaats], Verenigde Koninkrijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief d.d. 10 februari 2014 van verzoeker;
  • de brief en het F9-formulier d.d. 18 maart 2014 van verzoeker, met de volgende bijlagen:
  • een op 5 maart 2014 ondertekende instemmingsverklaring van [meerderjarige dochter 1];
  • een op 8 maart 2014 ondertekende instemmingsverklaring van [meerderjarige dochter 2];
  • een op 8 maart 2014 ondertekende instemmingsverklaring van [meerderjarige zoon 1];
  • een op 5 maart 2014 ondertekende instemmingsverklaring van [meerderjarige zoon 2];
  • de schriftelijke conclusie van de officier van justitie d.d. 11 april 2014, die strekt tot
toewijzing van het verzoek;
  • de brief d.d. 27 mei 2014 van verzoeker;
  • het faxbericht d.d. 22 augustus 2014 van verzoeker.
Op 25 augustus 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld door
mr. W.G. de Boer als rechter-commissaris. Hierbij zijn verschenen: verzoeker en zijn advocaat, alsmede [meerderjarige dochter 1], [meerderjarige zoon 1] en [meerderjarige zoon 2]. Wegens een omissie van de rechtbank is [meerderjarige dochter 2] niet opgeroepen en derhalve niet verschenen. De rechtbank heeft de oproep gericht aan [echtgenote van de man] – die naar het door verzoeker opgegeven adres van genoemde persoon in Groot Brittannië is verzonden – retour ontvangen. [echtgenote van de man] is niet ter zitting verschenen.
Na de terechtzitting heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
- het F9-formulier d.d. 3 september 2014 van verzoeker, met als bijlagen diverse foto’s en een CD-rom.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt er thans toe dat de rechtbank:
  • primair:zal verklaren dat
    [de man], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Somalië), gehuwd met [echtgenote van de man], gewoond hebbende te [plaats], met de Nederlandse nationaliteit, op [datum overlijden] te [plaats] (Somalië) is overleden;
  • subsidiair:zal gelasten
    [de man](hierna: de man) op te roepen teneinde van zijn in leven zijn te doen blijken, en zo hiervan niet blijkt, zal verklaren dat er rechtsvermoeden van overlijden van de man bestaat;
  • zal bepalen dat de kosten die verzoeker op grond van artikel 1:426, lid 2, van het Burgerlijk Wetboek heeft gemaakt, ten laste komen van het vermogen van de man.

Beoordeling

De rechtbank is op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd van het voorliggende verzoek kennis te nemen en past bij gebrek aan nadere conflictregels het Nederlandse recht toe.
Ingevolge artikel 1:426 tweede lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan, indien een persoon buiten Nederland is overleden en geen overlijdensakte is opgemaakt of kan worden overgelegd op verzoek van het openbaar ministerie of van iedere belanghebbende de rechtbank verklaren dat die persoon is overleden:
indien het overlijden heeft plaatsgevonden tijdens een reis met een in Nederland thuisbehorend schip of luchtvaartuig;
indien de overledene Nederlander was;
indien de overledene zijn woon- of verblijfplaats had in Nederland.
De man had de Nederlandse nationaliteit en zijn woonplaats was in Nederland ([plaats]).
Verzoeker heeft aan het (primaire) verzoek de volgende stellingen ten grondslag gelegd. Verzoeker is een meerderjarige zoon van de man. De man was woonachtig in [plaats]. Een paar weken voordat de man op 11 juli 2013 van het Verenigd Koninkrijk naar Somalië zou vliegen, is hij met het openbaar vervoer naar Engeland gereisd om enige tijd bij zijn familie te zijn. Vervolgens is de man samen met twee andere volwassenen (een nicht van de man, mevrouw [naam], en haar echtgenoot, de heer [naam]) en een aantal kinderen van [plaats] (Verenigd Koninkrijk) via [plaats] (Turkije) naar [plaats] (Somalië) gevlogen. De terugreis stond geboekt voor 21 augustus 2013. Deze vluchtgegevens blijken volgens verzoeker uit de overgelegde print van het e-ticket op naam van ‘[naam]’.
Dat de man daadwerkelijk in Somalië is aangekomen moet volgens verzoeker blijken uit de verklaring van getuigen als nagenoemd en uit de na de terechtzitting ingediende foto’s en CD-rom. Op deze CD-rom is een videofragment te zien van de man die in zee zwemt.
In de avond van 14 augustus 2013 kreeg verzoeker een telefoontje van zijn neef dat zijn vader was opgenomen in het ziekenhuis. Ook kreeg verzoeker te horen dat er die avond geen arts meer in het ziekenhuis aanwezig was, maar dat er de volgende ochtend om
9
uur een arts zou arriveren. Verzoeker verklaarde ter terechtzitting dat hij na het telefoontje van zijn neef vreesde voor het leven van zijn vader, aangezien zijn vader in Nederland reeds met hartproblemen in het ziekenhuis was behandeld. De volgende ochtend, het was toen [datum overlijden], werd verzoeker gebeld met de mededeling dat zijn vader die nacht was overleden. Verzoeker heeft na de zitting foto’s overgelegd van het graf van de man.
Ter terechtzitting heeft verzoeker een originele verklaring overgelegd (welke reeds in fotokopie als productie 5 bij het verzoekschrift was ingediend), op 21 januari 2014 afgegeven door de eerder genoemde heer [naam] en mevrouw [naam], waarin is bevestigd dat de man voor vakantie in Somalië verbleef, dat hij tijdens dit verblijf ziek is geworden en dat hij op [datum overlijden] is overleden en begraven in het bijzijn van genoemde getuigen en meerdere andere familieleden uit Somalië.
De persoonlijke spullen van de man zijn inmiddels teruggebracht naar Nederland. Verzoeker heeft de huur van de woning van de man opgezegd en het overlijden van de man laten verwerken in de administraties van zijn zorgverzekeraar CZ, van de Belastingdienst inzake de motorrijtuigenbelasting, van de ABN-AMRO en van de Sociale Verzekeringsbank inzake het AOW-pensioen en AIO-aanvulling.
Bij het verzoekschrift is een originele verklaring van het overlijden van de man gevoegd, welke op 18 augustus 2013 is afgegeven door Dr. [naam], verbonden aan het[naam] Hospital te [plaats], Somalië. Hierin wordt vermeld dat [de man], [leeftijd], op [datum overlijden] is overleden aan de gevolgen van koorts en kortademigheid. De man had volgens deze verklaring tevens een anamnese van hartchirurgie.
De autoriteiten van Somalië geven geen akte van overlijden af, zodat verzoeker niet een dergelijke, door bevoegde autoriteiten opgemaakte akte kan overleggen.
Verzoeker heeft verder instemmingsverklaringen overgelegd van zijn moeder, de echtgenote van de man, alsook van zijn zussen en broers, [meerderjarige dochter 1], [meerderjarige dochter 2], [meerderjarige zoon 1] en [meerderjarige zoon 2], waarin zij aangeven in te stemmen met toewijzing van het verzoek. Ter terechtzitting hebben zij hetgeen verzoeker ter zitting heeft verklaard, bevestigd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.
Gelet op het verzoekschrift en de daarbij gevoegde stukken, alsmede het verhandelde ter terechtzitting, kan naar het oordeel van de rechtbank – alle omstandigheden in aanmerking genomen – vastgesteld worden dat het overlijden van [de man] voornoemd, op de wijze zoals weergegeven in het verzoekschrift, heeft plaatsgevonden. Het verzoek kan derhalve in zoverre als na te melden worden toegewezen.
Nu de rechtbank beslist op het primaire verzoek, komt zij niet meer toe aan de behandeling van het subsidiaire verzoek.
De rechtbank zal het verzoek ten aanzien van de door verzoeker in het kader van onderhavige procedure gemaakte kosten als niet op de wet gegrond afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart dat op [datum overlijden] te [plaats] (Somalië) is overleden:
[de man], geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedatum];
zoon van onbekende ouders,
gehuwd met: [echtgenote van de man],
gewoond hebbende te [plaats];
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Brakel, S.M. Westerhuis-Evers en W.G. de Boer, bijgestaan door mr. K.M. Heins als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 oktober 2014.