ECLI:NL:RBDHA:2014:12399
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Tj. Gerbranda
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Iraakse vreemdeling afgewezen; beroep gegrond verklaard wegens motiveringsgebrek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse vreemdeling. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Y. Tamer, had op 23 september 2014 een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin zijn asielaanvraag werd afgewezen. Eiser verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zijn uitzetting zou worden opgeschort totdat op zijn beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 9 oktober 2014 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde M.M.J. Pieters.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat nader onderzoek niet nodig was en heeft direct op het beroep beslist. Eiser, die in 2005 naar Nederland was gekomen, had zijn asielaanvraag ingediend op basis van de slechte veiligheidssituatie in Irak, met name in de Koerdische Autonome Regio. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen op grond van het feit dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een gegronde reden had te vrezen voor vervolging. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de situatie in de provincie Duhok niet als uitzonderlijk kon worden beschouwd, gezien de actuele berichtgeving over de veiligheidssituatie in Irak.
Uiteindelijk verklaarde de voorzieningenrechter het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1461,-. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.