ECLI:NL:RBDHA:2014:12297
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een herzieningsverzoek voor WIA-uitkering door het Uwv
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die door het Uwv ambtshalve werd aangemerkt als een herzieningsverzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv bevoegd is om dit te doen, maar dat de negatieve uitkomst van deze beoordeling geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit komt doordat de rechtspositie van eiser niet wijzigt en er dus geen rechtsgevolg aan de beoordeling is verbonden.
De rechtbank heeft het procesverloop in detail bekeken. Eiser had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd. Het bezwaar tegen deze weigering was ongegrond verklaard en stond in rechte vast. De rechtbank oordeelde dat de brief van het Uwv van 28 oktober 2013, waarin de weigering werd bevestigd, niet als een besluit kan worden aangemerkt, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een terugkomen op het eerdere besluit rechtvaardigden.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bezwaar van eiser tegen de brief van 28 oktober 2013 niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. Aangezien het Uwv dit bezwaar ongegrond had verklaard, heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien door het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren en heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiser.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 974,-, te betalen aan eiser, en het betaalde griffierecht van € 45,- dient door het Uwv aan eiser te worden vergoed.