ECLI:NL:RBDHA:2014:12223
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Misbruik van Wob-verzoeken door gedaagde tegen Gemeente Leiden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Leiden en een gedaagde die herhaaldelijk Wob-verzoeken indiende. De kern van het geschil was of de gedaagde misbruik maakte van zijn bevoegdheid om informatie op te vragen op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde, ondanks de noodzakelijke terughoudendheid, inderdaad misbruik had gemaakt van zijn Wob-rechten. Gedurende een periode van twee maanden had de gedaagde 39 brieven gestuurd met verzoeken om informatie over uiteenlopende onderwerpen, waarbij hij telkens de Wob aanhaalde. De Gemeente had meerdere verzoeken afgewezen wegens misbruik van de Wob en vorderde in deze procedure dat de gedaagde werd verboden om meer dan twee Wob-verzoeken per maand in te dienen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente een spoedeisend belang had bij haar vordering, omdat de gedaagde's handelwijze de afhandeling van de Wob-verzoeken frustreerde en de Gemeente onterecht belastte. De vordering van de Gemeente om het aantal Wob-verzoeken te beperken werd toegewezen, met een dwangsom van € 1.000 per overtreding, tot een maximum van € 50.000. De vordering om de gedaagde te verplichten om in de aanhef van zijn verzoeken expliciet te vermelden dat het om een Wob-verzoek ging, werd afgewezen. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van een evenwichtige toepassing van de Wob, waarbij misbruik van deze wet niet wordt getolereerd.