ECLI:NL:RBDHA:2014:12207

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2014
Publicatiedatum
7 oktober 2014
Zaaknummer
AWB - 13 _ 6679
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van marktvergunning voor de markt aan de Herman Costerstraat in Den Haag

In deze zaak heeft eiser, een marktverkoper, beroep ingesteld tegen het besluit van het college van Burgemeester en Wethouders van Den Haag, dat zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een marktvergunning ongegrond heeft verklaard. Eiser had op 14 september 2012 een aanvraag ingediend voor de omzetting van zijn vergunning voor een vaste plaats op de markt op zaterdag, waarbij hij aangaf in aanmerking te willen komen voor de categorie Ongeregelde Goederen. Het college heeft echter aangegeven dat eiser op zijn aanvraagformulier een niet-bestaande hoofd- en subbranche had ingevuld en dat hij moest kiezen voor één hoofdbranche en maximaal twee subbranches. Eiser heeft meerdere verzoeken ingediend om zijn vergunning te verruimen, maar het college heeft deze verzoeken afgewezen, met als argument dat de regelgeving dit niet toestond. De rechtbank heeft op 8 oktober 2014 uitspraak gedaan en het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid de vergunning voor de hoofdbranche Mens en Mode met bijbehorende subbranches heeft kunnen toekennen, en dat de door eiser ingediende verzoeken niet voldeden aan de eisen die aan de aanvraagformulieren werden gesteld. De rechtbank benadrukte dat het niet aan de rechter is om de rechtmatigheid van het Branchebesluit te beoordelen, en dat het college voldoende gemotiveerd heeft waarom het aantal hoofdbranches en subbranches per vergunning is beperkt. Eiser heeft niet aangetoond dat het college onredelijk heeft gehandeld, en de rechtbank concludeerde dat de beslissing van het college in overeenstemming was met de geldende regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 13/6679

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2014 in de zaak tussen

[X], te [P], eiser

(gemachtigde: [A]),
en

het college van Burgemeester en Wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: [B]).

Procesverloop

Bij besluit van 31 december 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een marktvergunning voor de markt aan de Herman Costerstraat (hierna: markt) op zaterdag verleend.
Bij besluit van 9 juli 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2014.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te zenden.
Verweerder heeft op 12 mei 2014 aanvullende documenten overgelegd.
Hierop heeft eiser bij brief van 21 mei 2014 gereageerd.
Het onderzoek zitting is voortgezet op 14 augustus 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser heeft op
14 september 2012 een aanvraagformulier omzetting vergunning voor een vaste plaats op de markt op de zaterdag ingediend. Hierbij heeft eiser aangegeven opnieuw voor een vergunning voor Ongeregelde Goederen in aanmerking te willen komen. Daarnaast bestaat er een ingevuld aanvraagformulier met gelijke datum waarop naast subbranches uit hoofd branche Mens en Mode, ook subbranches uit andere hoofdbranches zijn vermeld. In zijn brief van 23 september 2012 geeft eiser aan dat hij op het aanvraagformulier de categorie Ongeregelde Goederen niet kon kiezen, maar dat hij graag voor deze categorie in aanmerking komt omdat hij artikelen uit de subcategorieën 3.01, 3.02, 3.03, 3.04 en 3.08 verkoopt. Op 26 september 2013 heeft verweerder eiser medegedeeld dat eiser op zijn aanvraagformulier een niet bestaande Hoofd en of subbranche heeft ingevuld, en dat hij dient te kiezen voor één hoofdbranche en maximaal twee subbranches. Indien eiser van mening is dat hij producten verkoopt uit meerdere subbranches kan hij een schriftelijk verzoek indienen voor meerdere subbranches. Op het aanvraagformulier moet hij in dat geval twee subbranches aangeven en het schriftelijke verzoek bijvoegen. Op 9 oktober 2013 bevestigt verweerder eisers nieuwe aanvraag van 1 oktober 2013. Verweerder geeft hierbij opnieuw aan dat eisers aanvraag tot het omzetten van zijn marktvergunning niet aan de daartoe gestelde voorwaarden voldoet omdat eiser op zijn aanvraagformulier slechts één hoofdbranche en twee subbranches mag opgeven. Op 28 oktober 2012 geeft eiser aan dat hij nog steeds geen reactie heeft ontvangen van verweerder op zijn aanvragen. Eiser geeft nogmaals aan dat het voor hem onmogelijk is zijn huidige vergunning om te zetten naar een andere branche.
1.2. Op 13 november 2012 heeft eiser drie nieuwe aanvragen voor de omzetting van zijn marktvergunning voor een vaste plaats op de markt op de zaterdag ingediend. In een begeleidend schrijven heeft eiser aangegeven dat hij, indien vanaf 1 januari 2013 aan de beperkingen van de branchelijst voor 2013 wordt vastgehouden, in aanmerking wil komen voor de hoofdbranche Mens en Mode, zonder nadere beperking van eventuele subbranches. Indien dat niet mogelijk is wil hij een vergunning voor de subbranches 3.04, 3.02, 3.03, 3.01 en 3.08. Een vergunning voor enkel de subbraches 3.02 en 3.04 is voor eiser niet te accepteren.
1.3. Op 19 december 2012 heeft verweerder aan eiser een vergunning verleend voor hoofdbranche 3, Mens en Mode, met sub branches 3.01, 3.02, 3.03, 3.04 en 3.08. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser een vergunning voor hoofdbranche 3 met alle subbranches te verleend. Dit besluit heeft verweerder in het bestreden besluit gehandhaafd. Aan eiser is een vergunning verleend in overeenstemming met zijn aanvraag van
13 november 2012. Eiser heeft nimmer een aanvraag ingediend voor subbranches uit de hoofdbranche 2 en 4.
2.1. Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Marktverordening Den Haag 2013, zoals deze gold ten tijde hier van belang - van 1 juli 2012 tot 1 januari 2013 - (hierna: de Marktverordening), vervallen op 1 januari 2013 de marktvergunningen voor meelopers voor de markt die op basis van de Marktverordening gemeente Den Haag 2004 zijn verleend.
Ingevolge het tweede lid worden de vergunningen, bedoeld in het eerste lid, door het college ambtshalve omgezet naar een inschrijving voor een dagplaats, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b, en derde lid, met behoud van anciënniteit, mits aan het gestelde in het derde lid wordt voldaan.
Ingevolge het derde lid dient de houder van een marktvergunning, als bedoeld in het eerste lid, voor 1 oktober 2012 schriftelijk zijn keuze kenbaar te maken voor een branche die is opgenomen in de Branchelijst, zoals vastgesteld op basis van artikel 3, onder f, waarvoor de inschrijving, als bedoeld in artikel 5, derde lid, vanaf 1 januari 2013 dient te gelden.
2.2. Artikel 2 van het Branchebesluit Markten Den Haag 2012 (ten tijde van het bestreden besluit) luidt als volgt.
“Branchering
1.
Inschrijving in het marktregister geschiedt uitsluitend voor een soort of assortiment van waren of goederen uit de hoofdbranches en bijbehorende subbranches die zijn aangewezen in de branchelijst, zoals opgenomen in de bijlage I van dit besluit.
6.
Een vergunninghouder voor een vaste standplaats of ingeschrevene voor een dagplaats mag slechts in één hoofdbranche en in maximaal twee subbranches actief zijn. Deze hoofd- en subbranche(s) worden vermeld op de vergunning. Vermenging van hoofdbranches is niet toegestaan met uitzondering van de combinatie van de subbranches zoals vermeld in bijlage II onder:
a. 3.03 en 4.12;
b. 3.14 en 4.15;
c. 1.01 en 6.04, geldt niet voor de markt aan de Herman Costerstraat;
7.
De ingeschrevene voor een dagplaats mag slechts in één hoofdbranche en één subbranche actief zijn. Deze hoofd- en subbranche worden vermeld op het bewijs van inschrijving in het Marktregister.
8.
In bijzondere omstandigheden kan het college van het bepaalde in dit artikel afwijken.”
2.3.
Artikel 1 van de Gedragslijn Branchering artikel 2, achtste lid, bepaalt het volgende.
1.
Voor een geslaagd beroep op de hardheidsclausule komt in aanmerking de vergunninghouder van een vaste standplaats in de rijen Gebruikt en Ongeregeld:
a. Die voor 1 oktober 2012 een aanvraag voor een omzettingsvergunning heeft ingediend;
b. Die uiterlijk voor 17 november 2012 middels een schriftelijk aanvullend verzoek aan het Hoofd van de afdeling Markten kenbaar heeft gemaakt dat hij standplaats wil innemen in meer dan één hoofdbranche en/of subbranches;
c. De Commerciële Branchecommissie en de Adviescommissie Haagse Markten op het aanvullende verzoek positief hebben geadviseerd;
d. Dat een verzoek tot het mede verhandelen van een assortiment van waren of goederen uit de hoofdbranche 1 Zeebanket, en hoofdbranche 6 Snacken en alle daaronder vallende subbranches niet wordt gehonoreerd;
e. Dat van de bij het verzoek ingevulde subbranches in voldoende mate is komen vast te staan dat de vergunninghouder in de periode van 17 november 2009 tot 17 november 2012 standplaats innam in meer dan één hoofdbranche en/of subbranches. Aan dit vereiste is in ieder geval voldaan indien dit wordt bevestigd door een positief advies van de afdeling Markten.
3.1.
Eiser stelt dat ten onrechte geen verruiming van hoofdbranches en subbranches is toegekend. Naast artikelen uit de hoofdbranche Mens en Mode heeft eiser de laatste jaren ook artikelen uit de subbranches 2.02 (chocolade), 4.01 (elektronica), 4.02 (huishoudelijk), 4.03 (speelgoed), 4.06 (woninginrichting), 4.10 (bedlinnen), 4.12 (babybenodigdheden) en 4.14 (gereedschappen). Verweerder had bij het toepassen van de hardheidsclausule eiser ook een vergunning voor deze subbranches dienen te geven. Eiser heeft deze subbranches op een van zijn ingediende aanvraagformulieren opgegeven.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid aan eiser een vergunning voor de hoofdbranche Mens en Mode, met alle bijbehorende subbranches heeft kunnen toekennen. Uit de regelgeving alsmede uit de door verweerder aan eiser gestuurde antwoorden op zijn aanvraagformulieren, blijkt duidelijk dat op de aanvraagformulieren voor het omzetten van een vaste marktplaatsvergunning maximaal een hoofdbranche en twee subbranches diende te worden aangegeven. Een verzoek tot het verlenen van een vergunning in afwijking van de vastgestelde regelgeving diende schriftelijk met een bijlage bij de aanvraag te worden gedaan. Afgezien van de vraag of het aanvraagformulier van eiser waarop hij meerdere subbranches uit verschillende hoofdbranches heeft vermeld door verweerder is ontvangen, voldeed dit ingediende aanvraagformulier aldus niet aan de daaraan gestelde eisen en kon dit aanvraagformulier buiten behandeling worden gelaten. De door eiser ingediende schriftelijke verzoeken van 23 september 2012 en 13 november 2012 om af te wijken hetgeen in het Branchebesluit is bepaald, vermeldden naast de branche Ongeregeld enkel subbranches uit de hoofdbranche Mens en Mode. Omdat de branche ongeregeld vanaf 1 januari 2013 niet meer bestaat, heeft verweerder bij het toepassen van de hardheidsclausule geheel volgens de Gedragslijn Branchering artikel 2, achtste lid aan eiser een vergunning voor de hoofdbranche Mens en Mode, met alle bijbehorende subbranches verleend. Eiser heeft pas op 15 januari 2013 in een apart schriftelijk en gemotiveerd verzoek aangegeven ook artikelen uit andere hoofdbranches te verkopen en aldus ook voor deze branches een vergunning te willen ontvangen.
4.
Voor zover eiser stelt dat de opgelegde beperkingen eiser in ernstige financiële problemen brengen en de toegepaste criteria tegenover marktooplieden als eiser onredelijk zijn, overweegt de rechtbank het volgende. Het is niet aan de rechter om de rechtmatigheid van het Branchebesluit te beoordelen. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer de uitspraak van 16 mei 2012 in zaak 201105626/1/A3) geldt voor de rechter in een geval als thans aan de orde een terughoudende exceptieve toets. Met inachtneming van deze toets is de rechtbank van oordeel dat verweerder als regelgever voldoende heeft gemotiveerd op welke gronden hij heeft gekozen voor het hanteren van een bepaald maximum aantal hoofdbranches en subbranches per vergunning. Eiser heeft niet onderbouwd dat verweerder na afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid niet tot het Branchebesluit heeft kunnen komen. Hierbij heeft de rechtbank mee laten wegen dat aan eiser, in afwijking van het uitgangspunt van de branchering, reeds een zeer ruime vergunning is verleend waarbij hij producten uit alle subbranches van de hoofdbranche Mens en Mode mag verkopen. Het doel dat verweerder met het Branchebesluit nastreeft, namelijk de markt voor de consument zo aantrekkelijk mogelijk te houden en te voorkomen dat het aanbod te eenzijdig wordt, acht de rechtbank niet onredelijk.
5.
Het beroep is ongegrond.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J. Edens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2014.