Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
wijsthet verzoek om voorlopige voorziening
af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 september 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling, die zijn verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd had verloren. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 2 mei 2014 besloten om de verblijfsvergunning van de verzoeker met terugwerkende kracht in te trekken en een inreisverbod van tien jaar op te leggen. De verzoeker, die sinds zijn zesde in Nederland woont en de Marokkaanse nationaliteit heeft, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op zijn bezwaar was beslist.
Tijdens de zitting op 3 september 2014 heeft de voorzieningenrechter de belangen van de verzoeker afgewogen tegen de belangen van de staat. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker een spoedeisend belang had bij de verzochte voorziening, omdat hij tijdens de behandeling van het bezwaar kon worden uitgezet. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker in het verleden meerdere keren was veroordeeld voor geweldsmisdrijven, waaronder moord, en dat deze veroordelingen van invloed waren op zijn verblijfsrechtelijke positie. De voorzieningenrechter heeft de toepassing van artikel 3.86 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) beoordeeld, dat bepaalt dat een verblijfsvergunning kan worden ingetrokken indien de vreemdeling een actuele en ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht had besloten om de verblijfsvergunning in te trekken en het inreisverbod op te leggen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de belangen van de staat zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de verzoeker onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op het beleid rechtvaardigden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.