In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 september 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot voorlopige voogdij en ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in Iran. De minderjarige, die op een geheime locatie verblijft, is het kind van ouders die geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland hebben. De kinderrechter heeft kennisgenomen van eerdere verzoekschriften van de Raad voor de Kinderbescherming en Nidos jeugdbescherming voor vluchtelingen, die beiden betrokken zijn bij de zorg voor de minderjarige.
Het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing werd eerder op 12 september 2014 afgewezen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige feitelijk niet onder gezag staat van zijn ouders, die hem niet langer als hun zoon beschouwen. De ouders zijn opgeroepen maar zijn niet verschenen. De minderjarige heeft een asielaanvraag ingediend en verblijft in Nederland vanwege een familiebruiloft, maar is inmiddels naar een geheime verblijfplaats gegaan uit angst voor represailles van zijn vader.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat het dringend noodzakelijk is om Nidos te belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige, om zo de nodige zorg en ondersteuning te kunnen bieden. De verzoeken tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn afgewezen, omdat de kinderrechter van mening is dat de voorlopige voogdij voldoende is om de belangen van de minderjarige te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een termijn van 12 weken vastgesteld voor de voorlopige voogdij.